Lachgas op Lijst II van de Opiumwet: gevolgen voor het huurrecht?

Distikstofmonoxide, beter bekend onder de naam lachgas, is met ingang van 1 januari 2023 toegevoegd aan Lijst II van de Opiumwet. Dat betekent dat het onder andere strafrechtelijk verboden is om dit middel te hebben en te verkopen, tenzij sprake is van gebruik voor medische/technische doeleinden of als voedingsadditief. Wanneer een huurder het verbod overtreedt, kan dat ook gevolgen hebben voor de huurrelatie. In dit artikel zal nader worden ingegaan op deze gevolgen.

 Waarom toegevoegd aan Lijst II?

Lachgas wordt steeds meer recreatief als roesmiddel gebruikt. Dat wil zeggen dat het lachgas wordt geconsumeerd teneinde het bewustzijn van de gebruiker te beïnvloeden. Het gebruik van lachgas op deze recreatieve wijze levert een gevaar op voor de gezondheid en de samenleving. Uit onderzoek is gebleken dat onder omstandigheden zelfs na eenmalig gebruik al (ernstige) neurologische schade kan intreden. Ook is gesignaleerd dat lachgasgebruik tijdens verkeersdeelname een groot probleem is, door zowel de vermindering van reactievermogen na het gebruik, als afleidende handelingen met ballonnen tijdens het gebruik. Aangezien de regering heeft geconstateerd dat het met slechts preventiemaatregelen en goede voorlichting niet is gelukt om het gebruik van lachgas terug te dringen, is het middel toegevoegd aan Lijst II van de Opiumwet.

Lachgas in het huurrecht tot aan 1 januari 2023

Al vóór de toevoeging aan Lijst II speelde lachgas met enige regelmaat een rol in het huurrecht. Zo heeft bijvoorbeeld de Rechtbank Gelderland op 15 januari 2021 een vonnis gewezen waarin een huurder een grote hoeveelheid lachgas in gasflessen had opgeslagen in de berging bij zijn huurwoning. De rechter veroordeelde de huurder tot ontruiming van zijn woning wegens het grote ontploffings- en brandgevaar. Hierover heeft Huib Hielkema eerder een blog geschreven.

Ook kan worden gewezen op het vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland van 9 oktober 2019. In die zaak veroordeelde de rechter de huurder eveneens tot ontruiming van de woning. Ditmaal vanwege 11 gasflessen met in totaal 251 liter lachgas, maar tevens in verband met de overlast door de verkoop van het lachgas vanuit de huurwoning. Interessant is daarbij dat de kantonrechter ook nog oordeelde dat de aanwezigheid van deze hoeveelheid lachgas in strijd is met het Bouwbesluit, dat de opslag verbiedt van brandbare stoffen boven een bepaalde hoeveelheid.

Uit deze uitspraken volgt dat reeds vóór 1 januari 2023 onder omstandigheden het bezit en het verhandelen van lachgas en de daarmee gepaard gaande overlast vanuit een huurwoning kon leiden tot het einde van een huurovereenkomst.

Lachgas in het huurrecht vanaf 1 januari 2023

Ook na 1 januari 2023 is blijven gelden dat de huurder zijn huurwoning op het spel kan zetten door zich in te laten met lachgas. Het verschil is nu echter dat een verhuurder zich jegens de huurder aanvullend erop kan beroepen dat deze de Opiumwet heeft overtreden. Dat levert volgens de rechtspraak reeds op zichzelf een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit in de praktijk betekenen dat eerder sprake is van een situatie waarin het gerechtvaardigd is om de huurrelatie te beëindigen.

En het voornoemde geldt te meer wanneer in de huurovereenkomst een beding is opgenomen op grond waarvan het de huurder is verboden om in het gehuurde activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Zo’n beding staat bijvoorbeeld opgenomen in het veelgebruikte ROZ-model voor woonruimte uit 2017.

Een interessant gevolg is verder dat de burgemeester onder omstandigheden bij een schending van het lachgasverbod de huurwoning kan sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Door die sluiting is de verhuurder bevoegd om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Dat betekent dat de verhuurder – in tegenstelling tot de ‘reguliere’ situatie – niet verplicht is om naar de rechter te stappen teneinde de huurovereenkomst te beëindigen. Ook dit vormt een omstandigheid als gevolg waarvan lachgasproblematiek eerder tot een einde van de huurrelatie zal leiden.

Praktijktip voor (grotere) verhuurders

Voor verhuurders, met name woningcorporaties, valt het aan te raden om op hun website en via hun (digitale) nieuwsbrief aan de huurders kenbaar te maken dat lachgas op Lijst II van de Opiumwet is geplaatst en daarbij uitdrukkelijk aan te geven dat onder andere het hebben, gebruiken en verhandelen van lachgas in, vanuit en in de directe nabijheid van de huurwoning niet wordt getolereerd.