Amendementen Wetsvoorstel betaalbare huur

De Tweede Kamer heeft op 25 april 2024 ingestemd met het wetsvoorstel betaalbare huur van de demissionair minister van BZK, Hugo de Jonge. Tijdens de behandeling van het wetsontwerp zijn ook een groot aantal amendementen voorbij gekomen. Om precies te zijn waren dat er 23. Daarnaast zijn een negental moties in stemming gebracht. Welke amendementen hebben het niet gehaald en welke moties zijn aangenomen?

Er zijn slechts negen amendementen aangenomen en van de negen moties zijn er slechts vier aanvaard.

Amendementen

Amendement 41 van GroenLinks/PvdA heeft betrekking op de toewijzing (afgifte huisvestingsvergunning door de gemeente) van middeldure huurwoningen aan woningzoekenden met een middeninkomen. Het amendement zorgt ervoor dat voorkomen wordt dat deze woningen onbedoeld aan hogere inkomens zouden kunnen worden toegewezen.

Amendement 44 van D66 en CDA gaat over de huurprijs van woningen in rijksmonumenten. Het wetsvoorstel betaalbare huur schaft de 50 WWS-puntenopslag af, die nu nog van toepassing is op dergelijke woningen. Daarvoor in de plaats komt een huurprijsopslag van 30%. Dit amendement zorgt ervoor dat de huurprijsopslag 35% wordt. Echter, doordat er in plaats van een puntenopslag een prijsopslag komt, leidt het nieuwe WWS ertoe dat woningen in rijksmonumenten straks grotendeels in het gereguleerde segment zullen vallen. Nu zitten deze woningen nog grotendeels in de vrije sector.

Amendement 45 van GroenLinks/PvdA en CDA regelt dat huurders van vrije sectorwoningen straks ook voor geschillen over de servicekosten naar de Huurcommissie kunnen. Thans staat voor hen alleen de weg naar de kantonrechter open. De aanleiding voor dit amendement is volgens de indieners dat gemeenten, die sinds de op 1 juli 2023 ingevoerde Wet goed verhuurderschap moeten handhaven op (te hoge) servicekosten, daartoe niet goed geëquipeerd zijn. Dat is een merkwaardige argument, omdat daar nog maar een jaar geleden heel anders over werd gedacht.

Zoals vrijwel overal in het wetsvoorstel betaalbare huur heeft ook deze nieuwe regeling onmiddellijke werking en geldt er dus geen overgangsregeling. Dat heeft gevolgen voor huurders van vrije sector huurwoningen. Zij hebben nu nog te maken een verjaringstermijn van vijf jaar om een punt te maken van servicekostenafrekeningen. Straks geldt de kortere vervaltermijn die nu ook al geldt voor sociale huur van ongeveer 2,5 jaar na afloop van het betreffende kalenderjaar.

Amendement 48 van de SGP regelt dat de tijdelijke nieuwbouw huurprijsopslag van 10% geldt als de bouw aanvangt voor 1 januari 2028. Dat was oorspronkelijk 1 januari 1926. Dit geeft projectontwikkelaars die al gevorderd zijn met bouwplannen meer lucht om tot een rendabele exploitatie te komen.

Subamendement 61 van D66 en CU beperkt de nieuwbouwopslag tot 20 jaar. Daarna vervalt deze.

Amendement 52 van D66, CDA en GroenLinks/PvdA regelt dat, indien een gereguleerde woning door verduurzamingsmaatregelen meer punten scoort, dat er niet toe kan leiden dat de woning tijdens een lopend huurcontract in de vrije sector komt. Dit is een overbodige regeling, want de wet voorziet hier al in.

Amendement 54 van GroenLinks/PvdA, CDA, CU en D66 is voor verhuurders van bestaande bouw waarschijnlijk de meest vervelende. Het wetsvoorstel voorzag al in aftrekpunten voor slechte energielabels (E, F en G). Thans  scoren deze labels nog bescheiden WWS-punten. Maar dit amendement zorgt ervoor dat de aftrek nog groter wordt. De aftrek wordt voor energielabel E 4 punten (was 1 punt), voor energielabel F 9 punten (was 5 punten en voor energielabel G 15 punten (was 10 punten). Het zal hiermee nog moeilijker worden om woningen met een slecht energielabel te verduurzamen. De aftrekpunten gelden overigens niet voor woningen in rijksmonumenten.

Amendement 57 van CU en het CDA introduceert een extra financiële straf voor verhuurders die vier keer of vaker door de huurcommissie in het ongelijk zijn gesteld. Die straf houdt in dat de verhuurder bij wege van leges de werkelijke kosten van een dergelijke procedure dient te betalen. Deze zijn becijferd op € 1.850,-. Het wetsontwerp betaalbare huur voorzag al in ‘strafleges’ voor verhuurders die twee of drie keer ongelijk hadden gekregen in huurcommissiezaken: voor hen bedraagt de leges geen € 500,- (wat overigens een verhoging is van het huidige bedrag van € 300,-), maar € 700,- respectievelijk € 1.400,-.

Amendement 56 van CU, D66 en CDA gaat over de voorgenomen evaluatie van de wet. Het amendement preciseert waar bij de evaluatie op moet worden gelet: de betaalbaarheid van huren voor middeninkomens, de investeringen in nieuwbouw en verduurzaming van middenhuurwoningen door particulieren, investeerders en woningcorporaties, de gevolgen voor de omvang van de diverse huursegmenten alsmede de gevolgen voor de woonkansen van verschillende groepen woningzoekenden op de woningmarkt, de uitvoerbaarheid van de middenhuurregulering voor de Huurcommissie en gemeenten en andere effecten van de middenhuurregulering voor huurder en verhuurders.

Moties

Motie 64 van de CU houdt in dat de regering wordt opgeroepen om de tijdelijke nieuwbouwopslag van 10% tijdig voor afloop daarvan op 1 januari 2028 te evalueren om te bezien of de regeling dient te worden verlengd.

Motie 66 van de PVV roept de regering op het WWS aan te passen, indien blijkt dat (te veel)  woningen worden uitgepond om te ontkomen aan te lage rendementen. De PVV wil hiermee bereiken dat het aantal huurwoningen in het middensegment op peil blijft. Gelet op de ontwikkelingen op markt ziet het ernaar uit dat de minister nu al aan de uitvoering van deze motie kan beginnen. De minister is door vrijwel alle deskundigen, inclusief de Raad van State, zijn belangrijkste adviseur, gewaarschuwd voor het uitpondrisico, maar de minister heeft tot nu toe stelselmatig ontkend dat er van een tendens tot uitponding sprake is. Niet valt te verwachten dat Hugo de Jonge hiermee aan de slag gaat. Hij lijkt te denken: ik ben demissionair, dus na mij de zondvloed. Het is daarom de spannende vraag wat een opvolgend kabinet (met de PVV?) met deze motie gaat doen als onomstotelijk vast komt te staan dat er op flinke schaal wordt uitgepond.

Motie 67 van Denk verzoekt de regering beleid te ontwikkelen om ‘onredelijk hoge inkomenseisen’ die verhuurders in de vrije sector aan woningzoekenden stellen aan banden te leggen. Volgens de motie is een inkomenseis van vier maal de huurprijs onredelijk, omdat daardoor een aanzienlijk deel van het vrije huursegment onbetaalbaar is voor alleenstaanden, starters en gezinnen uit de lagere inkomensklasse. Dit is een merkwaardige motie, omdat de vrije sector, die volgens het wetsvoorstel betaalbare huur overblijft, begint bij ongeveer € 1.200,- huur per maand en dus te hoog gegrepen is voor deze groepen van woningzoekenden. Nog afgezien van het feit dat de huren in de vrije sector daar ruim boven liggen en, naar het zich laat aanzien, op een nog hoger niveau zullen komen als de wet wordt ingevoerd.

Motie 70 van NSC verzoekt de regering voor nieuw te realiseren woningen een extra WWS-punt voor label A en 2 extra WWS-punten voor label B te overwegen.

Het wetsvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer die door de minister onder druk wordt gezet om er voor 1 juli 2024 over te beslissen. Gezien de vele ongerijmdheden in het wetsvoorstel is het te hopen dat de Eerste Kamer niet onder deze druk bezwijkt en zijn naam waarmaakt: chambre de réflection.