Tag archieven: woningmarkt

De Raad van State oordeelt keihard over het Wetsvoorstel betaalbare huur

Minister De Jonge heeft in juli 2023 zijn Wetsontwerp betaalbare huur naar de Raad van State gestuurd voor het wettelijk verplichte advies over dat ontwerp. Kort daarna viel het kabinet. Maar dat verhinderde de advisering door de Raad van State niet. Dat advies kwam op 15 november 2023 en werd vijf dagen later gepubliceerd. Er werd lang naar uitgekeken, omdat het wetsontwerp controversiële elementen bevat. Dat was al gebleken bij de consultatiefase. Hielkema & co heeft haar uitgebreide inbreng in die fase ook aan de Raad van State gestuurd.

Wetsontwerp betaalbare huur voldoet niet aan doel

Raad van State blijkt buitengewoon kritisch te zijn over het Wetsontwerp en heeft haar kritiek, zoals gebruikelijk, verpakt in enigszins verbloemend taalgebruik. Maar wie gewend is aan de wijze waarop de Raad van State haar adviezen formuleert, weet na lezing van het advies, dat het Wetsontwerp in de ogen van het hoogste nationale adviescollege niet deugt.

De Raad van State erkent dat een voldoende grote vrije huursector van belang is voor een goede doorstroming tussen de segmenten op de woningmarkt, maar stelt vast dat een dragende onderbouwing voor de effecten van de wet ontbreekt, want ‘daarmee wordt de doorstroming op de woningmarkt verder beperkt’. De Raad van State stelt vast dat de wet hooguit leidt tot een zeer beperkte groei van het middenhuuraanbod en concludeert dan: ‘Uit de toelichting blijkt niet of met deze, zeer beperkte, groei van het middenhuuraanbod en de voorziene krimp van de vrije huursector als geheel wordt voldaan aan de doelstelling ‘voorzien in voldoende aanbod betaalbare huur’.

Alleen de kant van de huurder kiezen

Waar minister De Jonge de afgelopen tijd is blijven herhalen dat hij met deze wet eenzijdig de kant kiest van de huurder, merkt de Raad van State op: ‘Huurders en verhuurders hebben elkaar nodig. Zonder huurders is er geen vraag naar huurwoningen en zonder verhuurders (of investeerders) geen aanbod.’ Om vervolgens te concluderen: ‘… dat de toelichting onvoldoende blijk geeft van een adequate analyse van de investeringsbereidheid en van de beheersing van de risico’s ten aanzien van voldoende betaalbaar aanbod.’

Gevolgen uitponding

Vervolgens wijst de Raad van State op de gevolgen van uitponding van bestaande huurwoningen, nu uit onderzoek blijkt dat dat voor beleggers vaak de hoogste opbrengst oplevert: ‘De regering gaat echter niet in op de gevolgen van dit krimpende aanbod in de vrije huursector als gevolg van de uitponding. Door deze krimp neemt de in punt 2 geschetste disbalans tussen vraag en aanbod verder toe, alsmede de disbalans tussen de segmenten.’ Ook hier mist de Raad van State een dragende motivering. Datzelfde geldt voor het risico dat de schaarste in het middenhuursegment door de wet wordt vergroot.

Disproportionele inbreuk eigendomsrecht

Tenslotte wijst de Raad van State op het risico dat de wet een disproportionele inbreuk maakt op het eigendomsrecht van de verhuurder, nu de toelichting bij het wetsontwerp de kernvraag niet beantwoordt: is de wet wel geschikt is voor het gestelde doel? De minister dient dit nader te onderbouwen in het licht van de inbreuk op het eigendomsrecht.

Conclusie Raad van State: dien dit wetsontwerp niet in!

De conclusie van het advies is vernietigend:

Het wetsvoorstel leidt tot structureel minder huurinkomsten en zet de waarde van het vastgoedbezit onder druk, mede gelet op eerder genomen maatregelen. Hierdoor wordt bij bestaande huurwoningen uitponden (nog) aantrekkelijker dan doorexploitatie en zal bij nieuwbouw naar verwachting minimaal uitstel optreden, waarbij ook breed het risico van afstel van nieuwbouwprojecten wordt genoemd. Hierdoor bestaat de kans dat met de maatregel het aanbod aan huurwoningen kleiner zal worden, waardoor een al kleine sector van de woningmarkt mogelijk nog meer zal krimpen.

De Afdeling adviseert het voorstel ten aanzien van de regulering van de middenhuur nader te bezien op de gevolgen voor het volkshuisvestingsbeleid als geheel. De uitkomst van deze afweging is ook essentieel voor de beoordeling van de effectiviteit en daarmee geschiktheid en noodzakelijkheid van de maatregel. Dit laatste is een voorwaarde om de inmenging in het eigendomsrecht van verhuurders en investeerders te kunnen rechtvaardigen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal bezwaren bij het voorstel en adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.’

Reactie van minister De Jonge

Je zou verwachten dat de minister zich rot is geschrokken van dit advies en zich gaat beraden op de fundamenten van zijn wetsontwerp. Maar zo blijkt minister De Jonge niet in elkaar te zitten. Hij gaat stug door. Zijn woordvoerder reageerde met de woorden: ‘Het waarom van de wet, de bescherming van de huurder, is de Raad van State volkomen duidelijk. Dat zien we als een compliment. Alleen de uitvoering zal nader moeten worden onderbouwd.’ Indien de minister werkelijk denkt dat hij weg kan komen met slechts een aanpassing van de toelichting op de wet, heeft hij het advies van de Raad van State niet begrepen (en evenmin de vele analyses en onderzoeken van gerenommeerde partijen die alle tot exact dezelfde bevindingen kwamen).

De minister heeft aangekondigd de wet op 1 juli 2024 te willen invoeren. Het lijkt erop dat hij daarmee niet alleen het advies van de Raad van State negeert, maar ook de nieuwe machtsverhoudingen in de Tweede Kamer.

Regulering middensegment: waar staat Nieuw Sociaal Contract?

De problemen op de woningmarkt zijn voor veel kiezers het belangrijkste item bij de kamerverkiezingen op 22 november 2023. Tijden herleven, want dat was vlak na de tweede wereldoorlog ook het geval. De woningnood heette toen volksvijand nummer één. Wat kunnen we na 22 november over dit onderwerp verwachten van de politiek? Maar vooral: waar staat de belangrijkste nieuwkomer, Nieuw Sociaal Contract (NSC) van Pieter Omtzigt?

Als gevolg van de huurreguleringsplannen van demissionair minister de Jonge is er al sinds het aantreden van het kabinet Rutte IV veel onzekerheid in de huurwoningmarkt. De feitelijke gevolgen zijn bekend: nogal wat beleggers willen van hun huurwoningen af en zijn bezig die te verkopen en de nieuwbouw stokt (wat ook andere oorzaken heeft).

De verkiezingen op 22 november 2023 maken aan die onzekerheid geen einde. Pas als er een nieuw kabinet is weten we (hopelijk) waar het naar toe gaat met de (huur)woningmarkt.  Volgens de peilingen kunnen drie partijen de grootste worden: GroenLinks/PvdA, VVD en NSC. Hoe GroenLinks/PvdA en de VVD tegen de woningmarkt aankijken is nogal verschillend en lijkt niet overbrugbaar. Dat er een groot woningtekort is en dat er veel bijgebouwd moet worden. Daar is ieder het wel over eens. De verschillen spitsen zich met name toe op het beleid voor de bestaande voorraad huurwoningen. Menig politiek commentaar verwacht dat NSC in het politieke strijdtoneel de bepalende factor zal zijn: gaan we linksaf of gaan we rechtsaf.

NSC over huurregulering

En dus keek iedereen uit naar 24 oktober 2023: de aangekondigde presentatie van het verkiezingsprogramma van NSC. In dat programma, ‘Tijd voor herstel’ geheten, staat over dit onderwerp: “Voor mensen met een middeninkomen is het steeds lastiger om een betaalbare huurwoning te vinden. Wij vinden het van belang dat de huurprijsbescherming wordt versterkt en dat het gereguleerde deel van de huursector wordt uitgebreid, zodat de huren van honderdduizenden middenhuurwoningen effectief gereguleerd worden. Wij zorgen ervoor dat ontwikkelaars voldoende ruimte houden om te bouwen.”

De meeste commentatoren namen daarmee aan dat NSC de plannen van Hugo de Jonge omarmt. De Jonge wil de middenhuursector immers ook reguleren en ook hij vindt dat dat niet zo ver mag gaan dat ontwikkelaars geen woningen meer bouwen. Maar wat niet in het NSC-programma staat is hoe NSC wil reguleren. Dat is wel waar het om gaat. Hugo de Jonge wil reguleren door de huren te verlagen van een groot deel van de vrije sector, zonder zich af te vragen of beleggers de betreffende woningen dan nog wel kunnen verhuren. Niemand belegt immers in huurwoningen als de huurinkomsten niet opwegen tegen de exploitatielasten. Dat is een simpele economische wet die de Jonge in zijn plannen lijkt te negeren. Als aan de Jonge wordt gevraagd wat hij ervan vindt dat beleggers hun huurwoningen dan gaan verkopen, antwoordt hij dat dat goed nieuws is, want dan gaan deze woningen naar woningzoekenden. Hij beschouwt dat kennelijk als een deel van de oplossing. Maar daarmee negeert de Jonge nog iets: veel woningzoekenden zijn niet in staat de huidige (hoge) koopprijzen te betalen (of willen niet kopen). En dat geldt ook voor de middengroepen die de Jonge zegt te willen helpen.

Effectief reguleren

NSC wil effectief reguleren. Dat klinkt al anders dan de Jonge, maar niet duidelijk is wat NSC daarmee bedoelt. En dus is het interessant om daar nader naar te kijken.

We kennen niet alleen het verkiezingsprogramma van NSC, maar we weten inmiddels ook wie daarvan de inspiratiebron is. Pieter Omtzigt heeft namelijk Peter Boelhouwer, hoogleraar huisvestingssystemen aan de TU Delft, gevraagd een notitie te schrijven over de problemen op de woningmarkt en hoe die moeten worden aangepakt. Boelhouwer heeft die opdracht aanvaard. Indien zijn notitie ‘De woningcrisis in Nederland; achtergronden en oplossingen’, die pas gepubliceerd is op 30 oktober 2023, het begrip “effectief” invult, betekent dat het volgende.

Advies van Boelhouwer aan NSC

We wisten al dat Boelhouwer kritisch is over de reguleringsplannen van de Jonge. Dat maakt des te nieuwsgieriger naar de inhoud van zijn 31 pagina’s tellende document. Boelhouwer had al in maart 2023, tezamen met Jos Feijtel, lid van een expertteam van het ministerie van BZK, 36 actiepunten opgesteld waarmee de nieuwbouwproductie van woningen op de korte en de middellange termijn bevorderd zou kunnen worden. Daarin stelde hij onder andere voor de middenhuurregeling op te schorten omdat dat de markthuursector doet aarzelen om te investeren. En hij stelde voor een alternatieve vorm van regulering te ontwikkelen die tegelijk huurders beschermt tegen te hoge huren én rekening houdt met het benodigde rendement voor investeerders. Kortom, Boelhouwer had goed gezien dat de voorstellen van De Jonge op korte termijn leuk zijn voor huurders, maar op lange termijn voor niemand goed zijn. En wie op de woningmarkt iets wil veranderen of verbeteren, kan volgens Boelhouwer geen kortetermijnoplossingen verwachten. Boelhouwer benadrukt dat ‘er geen simpele oplossingen voorhanden zijn om de huidige woningmarktproblematiek snel het hoofd te bieden’. Hij heeft het over ‘een zeer lange adem‘ en het nemen van voldoende tijd ‘zowel vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid als ten aanzien van het verkrijgen van voldoende politiek draagvlak’. Als je nu maatregelen neemt, moet je weten wat dat kan betekenen voor de woningmarkt over vele jaren. Duidelijk is dat Boelhouwer vindt dat die analyse ontbreekt bij Rutte IV.

In zijn notitie doet hij een groot aantal voorstellen die tot effect hebben dat op termijn de woningschaarste sterk vermindert. Daarbij staat centraal het stimuleren van de woningbouw, maar dat kost tijd. Op kortere termijn acht Boelhouwer een vorm van huurregulering nodig om de betaalbaarheid te verbeteren. Maar Boelhouwer is bepaald niet gecharmeerd van de aanpak van het huidige demissionaire kabinet. Hij schrijft: ‘Bijkomend probleem is verder dat het door het Rijk gevoerde woonbeleid op een aantal andere dossiers niet bijdraagt aan het verhogen van de productie. Hierbij kan gedacht worden aan de huurregulering, de aangekondigde belastingen voor particuliere verhuurders, de invoering van een complexe omgevingswet en de wens om twee derde van de nieuwbouwproductie in het betaalbare segment te realiseren. Stuk voor stuk maatregelen die vanuit de beoogde doelstelling goed te verdedigen zijn, maar contraproductief zijn voor het verhogen van de nieuwbouwproductie.’

Mietspiegel

Boelhouwer verwijst naar de aanpak in Duitsland, waar de woninghuurprijzen al vele jaren worden gereguleerd aan de hand van de zogenaamde Mietspiegel. Een systeem dat wij in Nederland kennen van de regulering van huurprijzen van horeca- en retailbedrijfsruimte. Daarbij worden de huurprijzen gemaximeerd op het gemiddelde van de huurprijzen van vergelijkbare huurobjecten. Boelhouwer: ‘Hiervoor kan per regio op basis van marktonderzoek de markthuur worden vastgesteld. Deze methode voorkomt dat er bij schaarste woekerhuren kunnen worden gevraagd.’ Boelhouwer waarschuwt dat elke regulering een ondergrens kent: ‘De maximale aanvangshuur voor de middenhuurwoningen kan vervolgens worden vastgesteld op basis van een vooraf te bepalen bescheiden rendement. Wanneer de overheid vervolgens een huurafslag wenst door te voeren kan dit via een subsidie worden gerealiseerd.’

Als deze visie het uitgangspunt is van NSC voor de effectieve aanpak van de problemen op de woningmarkt, is er niet alleen hoop voor de vastgoedsector maar ook voor woningzoekenden, maar zal hun geduld noodzakelijkerwijs op de proef worden gesteld. Want ook het volgende kabinet gaat geen miljoen woningen bouwen.

Business Meeting: Alle nieuwe regelgeving voor de woningmarkt

De wettelijke ingrepen die Den Haag over de markt uitstort zijn talrijk en buitengewoon ingrijpend. De ingrepen leiden tot onrust en onzekerheid over de toekomst. Is de verhuur van woningen nog wel rendabel? Of is het beter om uit te stappen? De Wet goed verhuurderschap, het Wetsontwerp betaalbare huur, het Wetsontwerp afschaffing tijdelijke verhuur. De wetswijzigingen gaan maar door. Welke aanpassingen kan je doen aan je woning om die in de vrije sector te houden of te krijgen? Mocht je willen verkopen, welke impact heeft het opkoopverbod dan?

Dan zijn er ook nog ingrijpende fiscale veranderingen zoals de (aankomende) fiscale wijzigingen voor projectontwikkelaars en de (aankomende) fiscale wijzigingen voor vastgoedbeleggers.

Het Vastgoedjournaal organiseert in samenwerking met onder meer Hielkema & co op 29 juni 2023 in Amsterdam een Business Meeting over al deze onderwerpen. U kunt zich via deze link opgeven voor dit evenement.

Het kabinet gaat de komende vier jaar slechts brandjes blussen in de woningmarkt

Door het koffertje, dat Gertjan Seegers vorige maand in de trein liet slingeren, was al bekend hoe het CDA en de VVD dachten over een nieuw regeerakkoord. Sinds 15 december 2021 weten we hoe de vier partijen die het kabinet gaan vormen vinden dat zij ons land de komende vier jaar moeten besturen. Dat doen zij door ‘om te zien naar elkaar’ en door ‘vooruit te kijken in de toekomst’. Dat is de titel van het coalitieakkoord. Het is nog geen regeerakkoord, want dat wordt pas vastgesteld zodra de formatie rond is en de nieuwe ploeg ministers er zijn handtekening onder heeft gezet. Niettemin kunnen we er vanuit gaan dat dit het gaat worden. Deze bijdrage is een analyse van maatregelen die rechtstreeks van invloed zullen zijn op de relatie tussen huurder en verhuurder van woonruimte. Want dat is nogal wat.

Huurverlaging voor onvoldoende draagkrachtige huurders

In de eerste plaats wordt het mogelijk dat de huur van huishoudens met een lager inkomen wordt verlaagd. Het akkoord heeft het over ‘sociale huur’. We mogen daarmee aannemen dat deze mogelijkheid alleen van toepassing wordt in de sociale huursector en dus niet in de vrije sector. Niet duidelijk is of deze maatregel van toepassing wordt op alle verhuurders of alleen op woningcorporaties. Er is sinds dit jaar al een maatregel van kracht die verlaging van de huur van onvoldoende draagkrachtige huurders van woningcorporaties mogelijk maakt. Niet duidelijk is waarom en in hoeverre een extra maatregel nodig is.

Maatregelen tegen scheefwonen

Daar tegenover staat dat het ook mogelijk wordt dat de huur voor scheefwoners in stappen wordt verhoogd en wel tot de marktconforme huurprijs. Scheefwoners zijn huishoudens met een relatief hoog inkomen die (te) goedkoop in een sociale huurwoning wonen. Aangenomen mag worden dat deze maatregel gaat gelden voor scheefhuurders van alle verhuurders. Sinds 2013 is al het mogelijk om via de zogenaamde inkomensafhankelijke huurverhoging de huur van scheefwoners extra te verhogen. Vanaf 1 januari 2022 wordt die mogelijkheid verruimd. Die verruiming wordt kennelijk uitgebreid.

Bijzonder is dat bij scheefwoners het woningwaarderingsstelsel wordt losgelaten, want volgens het akkoord moet de huur naar het marktconforme niveau gaan. Dus ook (en vooral) als de scheefwoner woont in een sociale huurwoning. Met deze maatregel wordt een al langer bestaande wens van verhuurders ingewilligd. Zij zien met lede ogen aan hoe zogenaamde “huurveteranen” kunnen profiteren van de wettelijke bescherming tegen te hoge huurverhogingen, waardoor, als zij maar lang genoeg in hun sociale huurwoning blijven wonen, de huurprijs flink achterblijft bij zelfs het reguliere sociale huurprijsniveau.

Vereenvoudiging woningwaarderingsstelsel

Het woningwaarderingsstelsel wordt vereenvoudigd. Dat is een goed voornemen, omdat het huidige woningwaarderingsstelsel de laatste jaren door talloze wijzigingen een onhanteerbaar wangedrocht is geworden, leidend tot allerlei procedures bij de overbelaste huurcommissie. Het maakt buitengewoon nieuwsgierig naar de uitgangspunten van deze vereenvoudiging en welke gevolgen deze vereenvoudiging zal hebben voor de hoogte van de huurprijzen. Gaan deze omhoog? Of gaan deze juist omlaag? En gaan de nieuwe regels ook gelden voor lopende contacten? Het roept herinneringen op aan het regeerakkoord van het tweede kabinet Rutte. Ook toen wilde men de huurprijsregulering vereenvoudigen. In het regeerakkoord stond ook al hoe: de huren van alle sociale huurwoningen zouden worden gemaximeerd op 4,5% van de WOZ-waarde. Dat wekte een storm van protest op. In de goedkope gebieden waren de verhuurders not amused, omdat de huren flink naar beneden zouden gaan en in de dure gebieden protesteerden de huurders, omdat daar de huren juist omhoog zouden gaan. Het plan kreeg geen parlementaire meerderheid, waarna een half jaar later het woningmarktakkoord werd gesloten, dat leidde tot de introductie van de WOZ-waarde in het woningwaarderingsstelsel.

Het kabinet wil ook de procedures bij de huurcommissie vereenvoudigen. Maar wat en hoe is onduidelijk. Hier zijn in het verleden al de nodige pogingen toe ondernomen, vooral vanwege de wens tot bezuiniging, maar die hebben, gelet op de achterstanden bij de huurcommissie, kennelijk maar een zeer beperkt effect gehad.

Huurprijsregulering middenhuurwoningen

Het meest ontvlambare onderdeel van het coalitieakkoord is de volgende zin: “Middenhuurwoningen krijgen een vorm van huurprijsbescherming, zodanig dat wonen voor middeninkomens betaalbaar wordt en het rendabel blijft voor institutionele beleggers om in deze woningen te investeren“.

Het gaat hier om het huurprijssegment tussen de liberalisatiegrens (die per 1 januari 2022 € 763,67 bedraagt, behorend bij minimaal 145 woningwaarderingspunten) en ongeveer € 1000 per maand. Partijen ter linkerzijde roepen al een poos dat de liberalisatiegrens moet worden opgetrokken tot de middenhuurgrens van € 1000 per maand, maar dat wordt het dus niet. De coalitie wil voor dit segment niettemin een vorm van prijsregulering, maar dat wordt kennelijk een ander systeem dan het (te vereenvoudigen) woningwaarderingsstelsel. Dat kan ook niet anders vanwege de door de coalitie geïntroduceerde ondergrens: het moet voor institutionele beleggers rendabel blijven middenhuurwoningen te bouwen. Het is logisch en verstandig dat de coalitie een dergelijke ondergrens hanteert, omdat het aanjagen van de bouwproductie van middenhuurwoningen een belangrijk speerpunt wordt van het nieuwe kabinet. Waarom alleen institutionele beleggers worden genoemd en niet ook alle andere beleggers, die tezamen veel meer huurwoningen bezitten en die ook woningen bouwen, is niet duidelijk.

Overgangsregeling huurprijsregulering middensegment

Een buitengewoon belangrijk vraag is welke overgangsregeling er komt. Want één ding is zeker: huurprijsregulering betekent in veel gevallen huurprijsverlaging. Immers regulering wordt uitsluitend nodig geacht omdat de markt tot te hoge prijzen leidt. Maar hoe om te gaan met woningverhuurders die met de thans door hen gehanteerde huurprijs een redelijk rendement op hun belegging hebben, maar na het van kracht worden van de huurprijsregulering ineens in een verliesgevende situatie terechtkomen? Dat kan leiden tot strijd met het door het mensrechtenverdrag beschermde eigendomsrecht van de woningeigenaar. Bij bijvoorbeeld recente aankopen is de kans daarop, gelet op het hoge prijsniveau, bepaald niet ondenkbeeldig.

De wetgever kan dit oplossen door in het overgangsrecht te bepalen dat de nieuwe regels alleen gelden voor nieuwe huurwoningen en dus niet voor bestaande huurwoningen. Of door als ondergrens een redelijk te verkrijgen rendement te hanteren. Omdat het om een klein aandeel van de totale huurwoningmarkt gaat (zo’n 3% heeft een huur van meer dan € 1.000), heeft een dergelijke overgangsregeling nauwelijks effect op de markt als geheel.

Uitsmijter

De uitsmijter in het coalitieakkoord is een nogal cryptische zin die als volgt luidt: “Vaste huurcontracten blijven de norm.” Wat de coalitie hiermee bedoelt is een raadsel. Wil de coalitie de bestaande mogelijkheden voor huur voor onbepaalde tijd en huur voor bepaalde tijd handhaven, inclusief de sinds 1 juli 2016 bestaande huurovereenkomst voor maximaal twee jaar? Of wil de coalitie die laatste huurvariant terugdraaien? Wie het weet mag het zeggen. Ik vermoed dat de coalitie het zelf ook nog niet weet.

Tot slot

Of met deze set van maatregelen (in combinatie met andere in coalitieakkoord genoemde maatregelen) voor de lange termijn de problemen op de woningmarkt zullen worden opgelost, is maar zeer de vraag. Dat hangt mede af van de invulling van de aangekondigde maatregelen, maar het heeft er alle schijn van dat het hier slechts gaat om brandjes blussen voor de komende vier jaar.