Tag archieven: #overtreder

Nieuwe koers functioneel daderschap in verhuursituaties?

De Raad van State vaart als hoogste bestuursrechter een strenge koers voor verhuurders als het gaat om overtredingen van hun huurders. Deze strenge rechtspraak komt erop neer dat een verhuurder (in beginsel) aansprakelijk is voor overtredingen die zijn huurders begaan. Staatsraad Advocaat-Generaal Wattel heeft op verzoek van de Raad van State een conclusie genomen die een belangrijke koerswijzigingen zou kunnen inluiden, ten gunste van verhuurders.

Wie is de overtreder?

Op grond van artikel 5:1 (tweede lid) Algemene wet bestuursrecht wordt onder het begrip “overtreder” verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt. De Raad van State verstaat onder het plegen van een overtreding ook het functioneel plegen van een overtreding. Dat wil zeggen dat niet alleen degene die de verboden handeling fysiek verricht overtreder is, maar ook degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, maar aan wie de handeling is toe te rekenen.

Verhuurder (bijna) altijd overtreder

Vooral in verhuursituaties pakt deze benadering van de Raad van State zeer ongunstig uit voor verhuurders. Indien een huurder bijvoorbeeld in strijd handelt met de Huisvestingsverordening (illegale kamerverhuur, of illegale vakantieverhuur), zonder dat de verhuurder dat weet, is die verhuurder toch aansprakelijk. De overtreding van de huurder is aan de verhuurder toe te rekenen, zo is de redenering. Een last onder dwangsom, of een bestuurlijke boete wordt dan ook aan de verhuurder opgelegd.

De Raad van State oordeelt al jaren dat van de eigenaar van een pand die dat verhuurt, mag worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het verhuurde pand wordt gemaakt. Om niet verantwoordelijk te kunnen worden gehouden voor onrechtmatig gebruik van het door hem verhuurde pand, dient de eigenaar aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet kon weten dat het pand aldus werd gebruikt, aldus de Raad van State.

De drempel ligt dus (zeer) hoog. De overtreding van de huurder is alleen dan niet toe te rekenen aan de verhuurder, indien de verhuurder bewijst dat hij echt niet kon weten dat er iets illegaals gebeurde in de huurwoning. Dat wordt in de praktijk nagenoeg nooit aangenomen.

Conclusie Wattel

In zijn conclusie stelt Wattel dat deze benadering van de Raad van State veel te streng is. Volgens Wattel draait de hoogste bestuursrechter eigenlijk de bewijslast om. Een verhuurder wordt als uitgangspunt aangemerkt als overtreder, tenzij hij bewijst dat hij geen dader is, omdat hij er alles aan heeft gedaan om dat te voorkomen. Het zou eigenlijk aan het overheidsorgaan moeten zij om te bewijzen dat de verhuurder (naast de huurder ook) als overtreder kan worden aangemerkt. Dat is – kort gezegd – alleen het geval als kan worden bewezen dat de verhuurder afwist van de illegale praktijken van zijn huurder(s) en verwijtbaar niets heeft gedaan om dat tegen te gaan. Wattel stelt dus een voor verhuurders veel mildere koers voor.

Waarde voor de praktijk

Het is nu nog onduidelijk of de Raad van State de conclusie van Wattel zal overnemen, dat hoeft namelijk niet. Maar het is in ieder geval wel een veilige conclusie dat in de toekomst de rechtspraak van de Raad van State vriendelijker wordt voor de verhuurder.

Nieuwe invulling van overtrederschap in het bestuursrecht?

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wil onderzoeken of de huidige rechtspraak over de invulling van het overtrederschap in handhavingszaken wel juist is.
Op 6 september jl. heeft de voorzitter van de  Afdeling advocaat-generaal Wattel gevraagd om een conclusie in twee handhavingszaken, waarin de vraag speelt wie nou eigenlijk als de overtreder kan worden aangemerkt. De staatsraad  advocaat-generaal kan in een conclusie suggesties doen om bestaande rechtspraak op een of meer punten te nuanceren of bij te stellen.

Wat is de achtergrond van dit verzoek om een conclusie?

Het begrip overtreder neemt in handhavingszaken een centrale rol in. Alleen aan de overtreder van een wettelijk voorschrift kan een dwangsom of boete worden opgelegd. De wet zegt niets anders dan dat de overtreder degene is die de overtreding pleegt (art. 5:1 Algemene wet bestuursrecht). De vraag is echter hoe het begrip ‘plegen’ moet worden uitgelegd.

In de huidige rechtspraak is degene die de overtreding pleegt in de eerste plaats  degene die de overtreding feitelijk, zeg maar fysiek begaat. Het bouwen van een bouwwerk zonder vergunning; het plaatsen van een reclamebord waar dat niet mag of het verhuren van een woning zonder huisvestingsvergunning.

De overtreder is in de huidige rechtspraak echter ook degene die de overtreding niet feitelijk begaat, maar aan wie de overtreding kan worden toegerekend. Anders gezegd: degene die verantwoordelijk kan worden gehouden voor de overtreding. Denk aan de eigenaar van de woning die opdracht geeft aan de aannemer om een huis te verbouwen zonder vergunning; de leverancier van de reclameborden die illegaal worden geplaatst; een eigenaar van de woning wiens beheerder in strijd met de wet handelt.

Dit laatste noemt men in de praktijk het ‘functioneel daderschap’. Deze term komt oorspronkelijk uit het strafrecht en heeft zijn oorsprong in twee strafrechtelijke arresten: het Ijzerdraad-arrest (1954) en het Drijfmest-arrest (2003).  De kern van deze arresten is – zeer kort gezegd – dat ook degene die de fysieke verboden handeling kan voorkomen, maar dat bewust niet doet, de overtreding aanvaardt en daarmee voor de overtreding verantwoordelijk kan worden gehouden

De bestuursrechter lijkt makkelijker iemand als functioneel dader aan te merken dan de strafrechter. Hoewel de Raad van State dat niet met zoveel woorden zegt, wordt dus nu aan de advocaat-generaal gevraagd of dat verschil in benadering er inderdaad is en zo ja, of dat verschil gerechtvaardigd is. Deze conclusie lijkt daarom een opmaat te zijn naar een nieuwe lijn van de bestuursrechter, waarbij iemand minder snel als functioneel dader/overtreder zal worden aangemerkt.