Tag archieven: omgevingsvergunning

Raad van State bevestigt: geen betaalplanologie

Het is niet ongewoon, en ook niet onredelijk dat een bouwer/ontwikkelaar via een privaatrechtelijke overeenkomst de gemeentelijke kosten dient te vergoeden, indien de gemeente meewerkt aan zijn bouwinitiatief.  In de overeenkomst (soms een anterieure overeenkomst genoemd, dan weer een samenwerkingsovereenkomst) wordt dan geregeld dat de initiatiefnemer een omgevingsvergunning verkrijgt onder de  voorwaarde dat hij bepaalde gemeentelijke kosten vergoed.

De gemeente mag het verlenen van de vergunning echter niet zonder meer afhankelijk stellen van het betalen van een financiële vergoeding. Een dergelijke houding wordt in de praktijk “betaalplanologie” genoemd. Dit wordt weer eens bevestigd in een recente uitspraak van de Raad van State.

Kostenverhaal ook bij een niet aangewezen bouwplan

In de casus die zich voordeed wilde een vastgoedontwikkelaar een parkeerterrein aanleggen in strijd met het bestemmingsplan en vroeg daartoe een omgevingsvergunning aan. De gemeente wilde aan vergunningverlening best meewerken, mits de ontwikkelaar de apparaatskosten (lees: de kosten van de ambtenaren) via een overeenkomst zou vergoeden.

De ontwikkelaar weigerde dat. Als eerste argument droeg de ontwikkelaar aan dat het wettelijk systeem eraan in de weg stond dat ingeval van een parkeerterrein een dergelijke financiële vergoeding wordt verlangd. De wet (art. 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening) wijst namelijk bepaalde bouwplannen aan, waarbij de gemeente haar kosten verplicht is te verhalen op de initiatiefnemer. De aangewezen bouwplannen betreffen met name gebouwen voor woondoeleinden. Een parkeerterrein valt daar niet onder.

De Raad van State volgt de ontwikkelaar daar niet in. Bij elke bouwplan (wettelijk aangewezen of niet) staat het de gemeente vrij om financiële afspraken te maken. Dat valt gewoon binnen de contractsvrijheid van de gemeente.

Kosten moeten wel in relatie staan tot ruimtelijke bezwaren

De Raad van State oordeelt wel dat de gemeente de vergunningverlening niet (zonder meer) afhankelijk mag stellen van een financiële vergoeding.  Dat kan en mag alleen als de vergoeding ook echt verband houdt met ruimtelijke bezwaren. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat het parkeerterrein alleen ruimtelijk aanvaardbaar is, als de gemeente rotondes plaatst op de aan- en uitrijroutes van het parkeerterrein. De vergunning mag in zo’n geval wel worden geweigerd, als de ontwikkelaar de  kosten van de rotondes niet wil vergoeden.

In dit geval was het parkeerterrein ruimtelijk akkoord, maar wilde de gemeente de ambtelijke kosten van haar eigen organisatie vergoed hebben. Onder die omstandigheden mag de vergunning niet worden geweigerd. Als de gemeente dergelijke kosten vergoed wil zien, kan dat uitsluitend via de leges voor de vergunning.

Inwerkingtreding nieuwe Omgevingswet

Op 14 maart 2023 heeft de Eerste Kamer de Omgevingswet aangenomen. Dit betekent dat de Omgevingswet in werking zal treden per 1 januari 2024.

De inhoud van de wet was al eerder door de Eerste Kamer aangenomen. Door vragen over de technische uitvoerbaarheid van de wet, is de invoering in de achterliggende jaren enkele keren uitgesteld. De wet is voornamelijk bedoeld om 26 wetten te bundelen tot één wet. Dit zou ertoe moeten leiden dat de aanvraag en behandeling van vergunningsvergunningen eenvoudiger worden.

Omdat de Omgevingswet in de plaats komt van andere wetten, heeft  de Omgevingswet vanaf de ingangsdatum rechtstreeks gevolgen voor bestemmingsplannen, beheerverordeningen en nieuwe aanvragen van omgevingsvergunningen.

Bijzondere uitspraak: gebod tot intrekken beroep tegen omgevingsvergunning

Beroepsprocedures van omwonenden tegen omgevingsvergunningen vormen een groot risico voor bouwers en ontwikkelaars. Een rechterlijke vernietiging van de vergunning zet immers een streep door het gehele project. Dat is desastreus, zeker als al met de bouw was begonnen. Ook voor kopers vormen aanhangige beroepsprocedures een groot obstakel. Hypotheekverstrekkers gaan in beginsel geen lening aan als de omgevingsvergunning voor de woning nog niet onherroepelijk is. Dat de belangen om een beroepsprocedure snel te beëindigen groot kunnen zijn, blijkt uit een vonnis in kort geding van de Rechtbank Noord-Holland van 8 april 2022.

Natuurorganisatie procedeert tegen realisatie van een nieuwe woonwijk

De zaak ging om de verwezenlijking van een grote nieuwe woonwijk van in totaal 2750 nieuwe woningen. De woonwijk werd vanaf 2017 gefaseerd in ontwikkeling gebracht. Al van meet af aan procedeerde een natuurorganisatie tegen de komst van de woonwijk. Aanvankelijk procedeerde de natuurorganisatie tegen de verleende ontheffingen op grond van de  Wet Natuurbescherming. Dit zonder succes. De natuurorganisatie liet het daar niet bij zitten. Zij ging later ook in bezwaar en beroep tegen de omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen.

Maakt de natuurorganisatie misbruik van recht door te procederen?

De kopers van de woningen dreigde door het beroep tegen de vergunning in aanzienlijke problemen te komen. De koop-/aannemingsovereenkomsten zouden worden ontbonden indien de vergunning niet onherroepelijk zouden worden. Ook zouden de hypotheekverstrekkers hun hypotheekaanbiedingen intrekken als niet snel sprake zou zijn van een onherroepelijke vergunning. De natuurorganisatie daarentegen had geen wezenlijk belang bij het beroep tegen de vergunning. De procedures waar het de natuurorganisatie echt om ging (in het kader van de natuurbescherming) waren al verloren, aldus de kopers.

Op grond van 3:13 Burgerlijk Wetboek kan een persoon onrechtmatig misbruik  van haar procesrecht. Het wetsartikel luidt voor zover hier relevant als volgt:

  1. Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.
  2. Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.

De kopers stelde bij de kort gedingrechter dat de natuurorganisatie misbruik maakte van haar recht om rechtsmiddelen in te stellen tegen de vergunning voor de bouw.

Rechter oordeelt dat sprake is van misbruik van procesrecht

De kort gedingrechter overwoog – conform vaste rechtspraak – dat slechts in uitzonderlijke omstandigheden sprake kan zijn van misbruik  van procesrecht. Terughoudendheid staat voorop, omdat toegang tot de rechter een fundamenteel (grond)recht is. De rechter oordeelde dat van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure pas sprake is als het instellen van de betreffende vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij, achterwege had moeten blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als de eiser zijn vordering heeft gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.

Deze strenge toets is nog strenger in bestuursrechtelijke procedures. Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak van de hoogste bestuursrechter overwoog de kort gedingrechter dat nog behoedzamer moet worden omgegaan met het aannemen van misbruik van processuele bevoegdheden in het bestuursrecht. Bestuursrechtelijke rechtsmiddelen beogen bij uitstek laagdrempelig te zijn voor rechtszoekenden. Misbruik van procesrecht in bestuursrechtelijke procedures kan daarom slechts worden aangenomen als sprake is van procederen te kwade trouw.

Gezien deze zeer strenge toets is het bijzonder te noemen dat de kort gedingrechter oordeelde dat aan de kant van de natuurorganisatie inderdaad sprake is van misbruik van procesrecht. Na een uitgebreide belangenafweging kwam de rechter – kort gezegd – tot het oordeel dat de natuurorganisatie het beroep tegen de omgevingsvergunningen voor de bouw in wezen gebruikt als oneigenlijk pressiemiddel, omdat de procedures tegen de natuurvergunningen zijn uitgeput. De bezwaren met betrekking tot het behoud van groen spelen in de bouwvergunningprocedures geen rol. De natuurorganisatie kan dus met het beroep tegen de bouwergunningen op voorhand niet bereiken wat zij zou willen. Dat levert misbruik van recht op. Een unicum in de rechtspraak.