Tag archieven: gemeente Amsterdam

Vergunningplicht voor kamerverhuur in Nijmegen is onrechtmatig

Op 23 juni jl. heeft de Raad van State als hoogste bestuursrechter een uitspraak gedaan over de Nijmeegse Huisvestingsverordening. De uitspraak van de Raad van State geeft mooi weer onder welke voorwaarden gemeenten een vergunningplicht voor kamerverhuur mogen invoeren. De Raad van State heeft geoordeeld dat:

  • bescherming van de leefbaarheid geen geldige reden is om een vergunningplicht voor kamerverhuur in te voeren; en
  • in bestaande legale gevallen niet zomaar een vergunningplicht mag worden ingevoerd.

 

Alleen schaarste mag het doel zijn om een vergunningplicht voor kamerverhuur in te voeren

Op grond van de Huisvestingswet kan de gemeenteraad bij gemeentelijke Huisvestingsverordening een vergunningplicht voor kamerverhuur instellen. Dat mag ingevolge de wet echter alleen als een vergunningplicht noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onevenredige effecten van schaarste aan woonruimte (artikel 2 Huisvestingswet). Gemeenten moeten dat goed onderbouwen.

De gemeente Nijmegen had in 2019 bij haar huisvestingsverordening een vergunningplicht voor kamerverhuur ingevoerd voor alle woningen in Nijmegen, zowel goedkopere als duurdere woningen. Volgens de Raad van State had de gemeente goed onderbouwd dat een vergunningplicht noodzakelijk en geschikt was voor het bestrijden van schaarste van goedkope woningen (tot €310.000). De gemeente had met woningbouwrapporten duidelijk gemaakt dat er een (zeer) groot tekort was aan goedkopere woningen in Nijmegen.
De woningbouwrapporten maakten echter niet duidelijk dat er een tekort was aan duurdere woningen (boven €310.000). Deze duurdere woningen waren alleen onder de vergunningplicht gebracht uit het oogpunt van leefbaarheid. De gemeente Nijmegen wilde, ook bij duurdere woningen, de beoordeling kunnen maken of verkamering zou (kunnen) leiden tot overlast voor de omgeving

Leefbaarheid c.q. overlast is echter geen geldige reden om een vergunningplicht voor kamerverhuur in te voeren, aldus de Raad van State. Dat staat de Huisvestingswet niet toe. Leefbaarheid kan wel een rol spelen bij de vraag of een vergunning kan worden verleend voor kamerverhuur in een specifieke woning, als zo’n vergunningplicht eenmaal geldt. De Raad van State zette dan ook een streep door de vergunningplicht voor duurdere woningen in Nijmegen.

Plotselinge vergunningplicht voor kamerverhuur in bestaande legale gevallen

In Nijmegen zijn met name in de jaren ’90 veel woningen verkamerd zonder dat daarvoor een vergunning was vereist. Er is dus sprake van bestaande legale gevallen waarin verkamering zonder vergunning plaatsvindt. De gemeente Nijmegen heeft echter ook een vergunningplicht ingevoerd voor woningen die legaal vergunningvrij zijn verkamerd. Op grond van de huisvestingsverordening in Nijmegen geldt namelijk ook een vergunningplicht voor het verkamerd houden van een woning.

Volgens de Raad van State is het op zichzelf niet uitgesloten dat al bestaande vergunningvrij verkamerde woningen op enig moment worden onderworpen aan een vergunningplicht. Maar de gemeente moet dan wel de (financiële) belangen van de verhuurder en de belangen van de kamerbewoners (die misschien wel moeten verhuizen) in ogenschouw nemen.  De gemeenteraad had die belangen niet afgewogen.  De vergunning voor het verkamerd houden van woningen is daarmee onrechtmatig.

Conclusies voor de praktijk

Gemeenten moeten een vergunningplicht voor kamerverhuur goed onderbouwen en (cijfermatig) inzicht geven in de schaarste van woningtypen die onder de vergunningplicht zijn gebracht. Als die onderbouwing tekort schiet, is de vergunningplicht onverbindend.
Bovendien mogen gemeenten niet zomaar een vergunningplicht invoeren voor bestaande gevallen waarin kamerverhuur zonder vergunning legaal plaatsvindt. Ook dat moet uitdrukkelijk worden onderbouwd door de gemeente.

De uitspraak van de Raad van State is hier te lezen.

Gemeente Amsterdam past regels over Airbnb verkeerd toe volgens de Raad van State

Soms is er een gerechtelijke uitspraak die stof doet opwaaien. Onze hoogste bestuursrechter, de Raad van State, deed op 29 januari 2020 zo’n uitspraak. En dus brengen wij hem graag onder uw aandacht, ter lering en vermaak, maar zeker ook om af te kunnen wegen of de uitspraak voor u mogelijkheden biedt om reeds betaalde boetes terug te vorderen.

Wat was er aan de hand?

Een bewoner van een woning in Amsterdam had deze, medio 2018, voor vijf nachten via Airbnb verhuurd aan Amerikaanse toeristen.

De bewoner had de verhuur niet vooraf gemeld bij de gemeente. Terwijl de gemeente in haar Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 had bepaald dat je een onttrekkingsvergunning moest hebben, tenzij je voldeed aan de voorwaarden voor vakantieverhuur. Waaronder dus de voorafgaande meldplicht.

De gemeente Amsterdam, alert als zij is op Airbnb en andere vormen van vakantieverhuur, kreeg lucht van de vakantieverhuur en stuurde handhavers langs, die vaststelden dat de woning, in strijd met de regels, was verhuurd aan toeristen. Er zou een vergunning nodig zijn voor het onttrekken van de woning omdat de verhuur niet vooraf gemeld was. Een (standaard)boete van € 6000,- volgde.

Wat was het verweer?

In bezwaar en beroep had de bewoner nul op het rekest gekregen. Overtuigd van het eigen gelijk stelde de bewoner dus hoger beroep in bij de Raad van State. De bewoner stelde zich daar op het standpunt dat er geen sprake was van het onttrekken van de woning aan de Amsterdamse woningvoorraad, hoofdzakelijk omdat de woning  al die tijd duurzaam werd bewoond door de bewoner. Met andere woorden: de bewoner gebruikte de woning zelf als hoofdverblijf.

Als tweede lijn van verdediging stelde de bewoner zich op het standpunt dat deze zich niet aan de meldplicht hoefde te houden, omdat voor die in de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 opgenomen plicht geen wettelijke grondslag bestond.

Wat vond de Raad van State?

De Raad van State stelde vast dat de woning door de vakantieverhuur wel (tijdelijk) aan de bestemming tot bewoning was onttrokken. Daarbij gebruikte de Raad van State een oudere uitspraak. De Raad van State oordeelde dat de woning door de vakantieverhuur (tijdelijk) is onttrokken aan de bestemming tot (permanente) bewoning zoals die in de Huisvestingswet 2014 is bedoeld, omdat die woning voor de duur van de verhuurovereenkomst niet voor duurzame bewoning kan worden gebruikt.

Met de tweede lijn van het verweer doet de Raad van State iets bijzonders. Ze toetst de regels uit de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 aan die uit de Huisvestingswet 2014. De Raad van State stelt vervolgens dat de Huisvestingswet 2014 een vergunningplicht (voor onttrekking) kent voor de door de raad daarvoor aangewezen woningen (de Amsterdamse woningvoorraad) en een boete op kan leggen als niet wordt voldaan aan die vergunningplicht.

De bevoegdheid tot het opleggen van een boete brengt volgens de Raad van State ook met zich dat de gemeente mag bepalen dat in bepaalde gevallen af wordt gezien tot boeteoplegging. Zoals bijvoorbeeld bij vakantieverhuur. Daarvoor kan zij voorwaarden stellen en zo beschouwt de Raad van State de voorwaarden in de huisvestingsverordening, waaronder de meldplicht.

Vervolgens stelt de Raad van State vast dat de door de gemeente Amsterdam gestelde voorwaarden aan vakantieverhuur niet als een uitwerking van de bevoegdheid tot matiging moeten worden aangemerkt. Immers, zo stelt de Raad van State, de voorwaarden zijn zo geformuleerd dat zij een vrijstelling geven van de vergunningplicht. En daarvoor heeft de raad, die de huisvestingsverordening heeft vastgesteld, in de Huisvestingswet 2014 geen bevoegdheid gekregen.

Omdat die bevoegdheid voor het verlenen van een vrijstelling van vergunningplicht ontbreekt, zijn volgens de Raad van State de voorwaarden die verbonden zijn aan vakantieverhuur ongeldig. En doordat die voorwaarden onverbindend zijn, moet ook worden vastgesteld dat het opleggen van een boete op grond van die specifieke voorwaarden ook ongeldig is.

Samengevat vond de Raad van State dus dat de bewoner weliswaar de regels van de vergunningplicht die voortvloeien uit de Huisvestingswet 2014 had geschonden, maar dat deze geen boete op kon worden gelegd omdat die boeteoplegging niet op deugdelijke gronden was gebaseerd.

Wat zijn de gevolgen?

Een eerste gevolg is dat iedereen die in het verleden een boete opgelegd heeft gekregen omdat zij niet zouden hebben voldaan aan de Amsterdamse voorwaarden voor vakantieverhuur, op basis van deze uitspraak op verkeerde gronden een boete opgelegd hebben gekregen. En dus de gemeente kunnen vragen om die boetes terug te betalen.

Een tweede effect is dat ook de nieuwe Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 een onverbindende bepaling bevat en die dus als het ware een dode letter is. Vervolgens is de vraag hoe de gemeente daar mee om gaat. In ieder geval is de gemeente nu aan zet. In ieder geval is duidelijk dat de nieuwe Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 op korte termijn een nieuwe discussie op levert.

Wethouder Ivens heeft voorlopig in de media aangegeven dat vanaf nu vakantieverhuur in Amsterdam verboden is. Ook geeft hij aan dat vakantieverhuur pas weer zal worden toegestaan als de nieuwe Wet toeristische verhuur van woningen van kracht wordt. Dan wel tot het moment dat er door Amsterdam zelf nieuwe regels voor worden gemaakt. Voor wie zijn uitspraken graag nog even zelf wil kijken, bij  het Amsterdamse AT5 is er een aardig stukje over geschreven.

Als kers op de taart geeft hij ook nog aan dat iedereen vanaf nu voor vakantieverhuur altijd een boete kan krijgen. Of je nu vooraf de vakantieverhuur wel meldt, of juist niet.

Wat vinden wij ervan?

De uitspraak geeft in ieder geval aanleiding om in alle gevallen waarin boetes zijn opgelegd voor het niet voldoen aan de voorwaarden van vakantieverhuur, te kijken of die boetes terug kunnen worden gevorderd. Of, als ze nog maar recent zijn vastgesteld, aan te vechten.

En verder lijkt, indachtig de insteek van wethouder Ivens, de uitspraak vakantieverhuur in Amsterdam voorlopig onmogelijk te maken. Dat lijkt misschien wel logisch, maar is het toch ook niet echt. Je zou eerder moeten stellen dat je voorlopig, als je aan vakantieverhuur wilt doen, wel een onttrekkingsvergunning aan zou moeten vragen. Hoe dan ook, de Raad van State, in al haar wijsheid, maakt de wereld er niet gemakkelijker op.

Wat de uitspraak verder brengt is sterk afhankelijk van de wijze waarop de gemeente met deze kwestie om zal gaan. De voorwaarden voor vakantieverhuur zullen opnieuw uitgevonden moeten worden. Ofwel lokaal, dan wel nationaal. En dat geeft altijd voer voor discussie.

Airbnb komt meer en meer in het verdomhoekje

Het is veel verhuurders een doorn in het oog: huurders die hun woning (onder)verhuren aan toeristen via websites zoals Airbnb. Ook veel bewoners hebben er last van en klagen over de vele rolkoffers die door de straten rijden en de leefbaarheid die achteruit gaat. Woningen worden soms permanent verhuurd aan vakantiegangers, die er een ander leefpatroon op nahouden dan reguliere bewoners van een wijk, die ’s morgens aan het werk moeten en ’s avonds naar bed gaan. De vaak jonge toeristen die naar Amsterdam komen, hebben een ander ritme; die gaan de stad in en komen ’s nachts laat thuis na een avond plezier te hebben gehad.

De gemeente Amsterdam heeft vakantieverhuur de afgelopen jaren al meer aan banden gelegd. Tegenwoordig mogen woningen nog maar voor maximaal 30 dagen worden verhuurd aan vakantiegangers. Voorheen was dat 60 dagen (en daarvoor zelfs nog meer). Voorwaarde is natuurlijk wel dat de eigenaar/verhuurder instemt. Er blijft desondanks veel overlast en de gemeente krijgt het niet voor elkaar verdere beperkingen op te leggen aan Airbnb. In de praktijk was te zien dat er bijvoorbeeld meerdere personen een account hadden waarop zij dezelfde woning konden verhuren; zo kon een woning eenvoudig voor 2 x 30 dagen worden verhuurd (door twee personen; elk dertig dagen). Het lukte de gemeente niet om Airbnb informatie te laten delen om controle uit te kunnen oefenen op de verhuurde adressen. Nu heeft de landelijke overheid plannen ontwikkeld om toezicht te houden en in te grijpen.

Wetsvoorstel toeristische verhuur van woonruimte

Er ligt – na een positief advies van de Raad van State – een wetsvoorstel klaar voor behandeling in de Tweede Kamer dat gaat over deze problematiek: het wetsvoorstel toeristische verhuur van woonruimte. Dit voorstel geeft gemeenten de mogelijkheid om maatregelen te treffen wanneer er schaarste is aan woonruimte of als de leefbaarheid van een wijk onder druk komt te staan. Volgens het wetsvoorstel kan de gemeente met een deugdelijke onderbouwing verschillende instrumenten inzetten.

In het voorstel wordt geregeld dat gemeenten verhuurders van vakantiewoningen kunnen verplichten om zich te registreren. Het registratienummer moet vervolgens weer worden vermeld bij de advertenties op de vakantieverhuur websites. Zo kan de gemeente toezicht houden op de adressen die worden verhuurd en door wie die worden verhuurd. Er wordt gestreefd naar een gezamenlijk registratiesysteem voor aanbieders van vakantieverhuur, voor het rijk, gemeenten en verhuurplatforms. Minister Van Veldhoven heeft aangekondigd ook Europees te zullen onderzoeken of verhuurplatforms kunnen worden gebonden aan gemeentelijke maatregelen. Daar is ze kennelijk nog niet uit.

Meldplicht en vergunning

Er wordt ook voorgesteld dat de gemeenteraad kan bepalen dat er een maximum wordt gesteld op het aantal nachten dat een woning per jaar wordt verhuurd (zoals in Amsterdam en andere gemeenten ook al is geregeld) en dat er een meldplicht per verhuring kan worden ingesteld. Dat is wel nieuw. Ook dit geeft de gemeente dus meer mogelijkheden om toezicht te houden en eventueel in te grijpen waar dat nodig is.

In uitzonderlijke gevallen kan er zelfs een vergunningsplicht worden ingevoerd. Niet valt uit te sluiten dat er een maximum wordt gesteld op het aantal uit te geven vergunningen.

Sancties

Er komt een enorme (bestuurlijke) boete op onderverhuur van sociale huurwoningen als vakantiewoning. De boete bedraagt maximaal € 83.000,-. Dit bedrag is zo hoog, om een afschrikwekkend effect te hebben. Me dunkt dat een huurder die zijn woning via Airbnb wil gaan verhuren, daar nog wel eens over nadenkt met deze boete. Bij een boete die (flink) lager ligt dan de in het voorstel genoemde boete, zal dat ook vast het geval zijn. Ik vraag me af of deze boete evenredig is, maar daar zal – als het wetsvoorstel het haalt – de rechter uiteindelijk een oordeel over moeten vellen.

Wat verandert er voor verhuurders?

Voor verhuurders is het van belang om goed toezicht te (blijven) houden op hun woningen. Doen zij dat niet, dan lopen zij via het bestuursrecht het risico om ook boetes te krijgen. Voor verhuurders kan het ook goed nieuws zijn dat de vakantieverhuur verder aan banden wordt gelegd met het nieuwe wetsvoorstel. Zij kunnen bijvoorbeeld – naast dat contractueel geheel wordt verboden om de woning onder te verhuren, waaronder ook vakantieverhuur valt – ook bepalen dat huurders verplicht zijn hun registratienummer af te geven. Dan kan ook de verhuurder meekijken naar het aantal verhuringen en toezicht houden. Het is mij niet bekend of de gemeenten bereid zijn informatie te delen, maar met het oog op de strenge privacywetgeving is dat maar zeer de vraag.

Als er ontwikkelingen zijn met betrekking tot het wetsvoorstel, zullen we dat in een volgende nieuwsbrief laten weten.

 

Bron: rijksoverheid.nl