Vermogensrendementsheffing in strijd met Europees recht

Advocaat-generaal Niessen schreef op 4 februari 2016 een opmerkelijk advies in een belastingkwestie, die is voorgelegd aan de Hoge Raad. Het advies werd op 16 februari 2016 gepubliceerd en haalde alle landelijke bladen. En daar is alle reden toe. Wat is er aan de hand?

Belastingheffing die leidt tot interen op vermogen

Het gaat als gezegd, om een belastingzaak. De in Noorwegen wonende eigenaar van een woning in Nederland (waar hij verblijft als hij niet in Noorwegen zit) moet belasting betalen in box 3, de zogenaamde vermogensrendementsheffing. Bij deze belastingheffing wordt ervan uitgegaan dat het rendement 4% bedraagt, ook als het daadwerkelijk behaalde rendement hoger of lager is. Over die 4% wordt belasting geheven. De eigenaar is het daar niet mee eens, omdat zijn daadwerkelijk behaalde rendement lager is en hij door de belastingheffing inteert op zijn vermogen. De eigenaar stelt dat dit in strijd is met artikel 1 van het eerste protocol (EP) bij het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hierin wordt het eigendomsrecht beschermd. De eigenaar van deze woning vindt dat, als hij moet interen op zijn vermogen door deze belastingheffing, er een disproportionele inbreuk op zijn eigendomsrecht wordt gepleegd.
Advocaat-Generaal Niessen is het met hem eens. Onze belastingwetgeving gaat uit van individuele draagkracht. Belastingheffing die daarentegen uitgaat van een fictief gemiddelde en niet gebaseerd is op de werkelijke individuele situatie is daarmee volgens hem in tegenspraak. Belastingheffing in box 3 leidt daardoor tot een willekeurige en onvoorspelbare belastingdruk en mogelijk zelfs tot een buitensporige belastingdruk, bijvoorbeeld in het geval de eigenaar moet interen op zijn vermogen. A-G Niessen vindt het niet eerlijk dat mensen die zeer verschillende resultaten behalen op hun vermogen, hetzelfde percentage belasting betalen en acht deze fiscale regelgeving daarom in strijd met artikel 1 EP.

Hoe nu verder?

Staatssecretaris Wiebes is het niet eens met het advies van Niessen. En de Hoge Raad zelf moet zich er ook nog over uitlaten. Niettemin weegt het advies zwaar en is het goed gemotiveerd.

Gevolgen van dit advies voor de class action tegen de Nederlandse Staat

Het advies reikt verder dan alleen deze belastingzaak. Ook in de zogenaamde class action tegen de Nederlandse Staat, waarin Huib Hielkema de Stichting Fair Huur voor Verhuurders (SFH) bijstaat, speelt artikel 1 EP een centrale rol. In deze class action stelt de SFH dat het Nederlandse stelsel van huur(prijs)bescherming in strijd is met artikel 1 EP, met name in het geval de verhuurder met de wettelijke gereguleerde maximale huurprijs onvoldoende rendement behaalt of zelfs verlies leidt bij de exploitatie van zijn huurwoning. Dat de wettelijke huurregulering kan leiden tot een verliesgevende exploitatie komt doordat de exploitatiekosten van de eigenaar op geen enkele manier relevant zijn voor de bepaling van de maximale huurprijs volgens het woningwaarderingsstelsel. Daarbij komt dat een eenmaal overeengekomen huurprijs maximaal kan worden verhoogd met het jaarlijkse door de minister vast te stellen percentage. Deze wettelijke regeling, die al vele tientallen jaren bestaat, leidt er in een fiks aantal gevallen toe dat eigenaren verlies lijden bij de exploitatie van hun huurwoningen. Dat gebeurt vooral als de huurovereenkomst al lang bestaat. In die gevallen is de huurprijs meestal sterk achtergebleven bij de huurprijsontwikkeling, zelfs die op de markt van sociale huurwoningen.
De wettelijke huur(prijs)regulering kan dus er dus toe leiden dat de eigenaar moet interen op zijn vermogen, zodat ook deze regelgeving willekeurig en disproportioneel kan uitpakken. In de class action vindt in april 2016 het pleidooi plaats in het hoger beroep bij het Gerechtshof in Den Haag. We houden u op de hoogte.