Regels rond leegstand in Amsterdam aangepast

Om de strijd aan te binden met het woningtekort, heeft de gemeente Amsterdam de Leegstandsverordening eind vorig jaar aangepast. De nieuwe Leegstandsverordening, die in werking is getreden op 1 december 2022, geeft het college van B&W meer bevoegdheid met betrekking tot leegstand.

Meldplicht leegstand

Onder de Leegstandsverordening Amsterdam 2016 had de eigenaar de plicht om uit zichzelf leegstand van een woning te melden bij het college. Deze meldplicht blijft bestaan onder de nieuwe Leegstandsverordening Amsterdam 2022. De procedure daarvoor gaat als volgt:

  • Als een woning langer dan zes maanden leeg staat, moet de eigenaar dit melden bij het college.
  • Deze melding kan alleen worden gedaan door gebruik te maken van een vastgesteld formulier. Dit formulier is hier te vinden.
  • Binnen twee maanden na ontvangst van de leegstandsmelding zal het college overleggen met de eigenaar over het gebruik van de woning.
  • Na het overleg, of als de eigenaar weigert mee te werken aan het overleg, kan het college een leegstandsbeschikking vaststellen.

 

Als een woning langer dan zes maanden leeg staat en de eigenaar meldt dit niet, kan het college aan de eigenaar een boete opleggen. De hoogte van deze boete is voor bedrijven € 9.000,– en voor particulieren € 4.500,–.

Grotere bevoegdheden

In de nieuwe Leegstandsverordening zijn met name de bevoegdheden van het college flink uitgebreid. Onder de vorige Leegstandsverordening kon het college in een leegstandsbeschikking aan de eigenaar een huurder voordragen. De eigenaar was verplicht om binnen drie maanden met de voorgedragen huurder een huurovereenkomst te sluiten. Er gold alleen een uitzondering als de eigenaar binnen die drie maanden zelf een huurder vond en de huurovereenkomst binnen niet al te lange tijd in zou gaan.

Deze bevoegdheid bestaat niet langer. In de plaats daarvan heeft het college meer ingrijpende bevoegdheden. Wanneer een woning langer dan zes maanden leegstaat kan het college op grond van de nieuwe Leegstandsverordening in een leegstandsbeschikking strenge eisen stellen. Dat zijn – kort gezegd – de volgende:

  • Als de woonruimte niet geschikt is voor bewoning, kan de eigenaar worden verplicht om de woning geschikt te maken voor bewoning. Het college mag daarvoor een termijn geven en de eigenaar is verplicht om binnen deze termijn de daartoe noodzakelijke werkzaamheden te laten uitvoeren.
  • Het college mag vaststellen tegen welke huurprijs de woning moet worden verhuurd. Bij woningen in de sociale sector zal dit de huurprijs zijn die behoort bij het aantal WWS-punten dat aan de woning wordt toegekend. Bij woningen in de vrije sector zal het college een marktconforme huurprijs bepalen.
  • Als de woning leeg staat om te worden verkocht, kan de eigenaar worden verplicht om de woning te verhuren met een vergunning op grond van de Leegstandwet. Dit geldt ook in het geval dat de woning leeg staat vanwege afbraak of vernieuwbouw. Het college kan ook dan de eigenaar verplichten de woning te verhuren met een Leegstandwetvergunning.
  • Het college kan bepalen dat op het moment dat de woning geschikt is voor verhuur, de woning binnen twee maanden moet worden verhuurd. Deze termijn kan na een onderbouwd verzoek van een eigenaar, met maximaal twee maanden worden verlengd.
  • Verder kan het college andere verplichtingen opnemen die ervoor zorgen dat de woning zo snel mogelijk weer is verhuurd.

 

Handhaving

Als het college een leegstandsbeschikking heeft vastgesteld, is de eigenaar verplicht om te voldoen aan de daarin opgenomen eisen. Doet de eigenaar dit niet, dan is het college bevoegd om naleving af te dwingen door een last onder dwangsom op te leggen. Er is geen maximum hoogte van de last onder dwangsom, zolang de dwangsom maar in verhouding staat tot het doel van de dwangsom.