Hennepkwekerij in kruipruimte is geen overtreding Huisvestingswet

De Burgemeester heeft op grond van de Opiumwet de bevoegdheid om een woning, die wordt gebruikt als hennepkwekerij te sluiten. Maar gemeenten laten het vaak niet daarbij. Omdat door de hennepkwekerij de woning feitelijk ongeschikt wordt voor bewoning, is ook sprake van woningonttrekking. Woningonttrekking is op grond van de Huisvestingswet 2014 niet toegestaan, althans niet zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders. Overtreding van de Huisvestingswet wordt bestraft met hoge bestuurlijke boetes. De gemeentelijke handhaving in reactie op een hennepkekwerij is dan ook vaak tweeërlei. Sluiting op basis van de Opiumwet. En een hoge boete voor de vastgoedeigenaar op grond van de Huisvestingswet.

Wil het college van burgemeester en wethouders een boete kunnen opleggen wegens illegale woningonttrekking, dan moet er ook echt sprake zijn van het ongeschikt / onbewoonbaar  maken van een woning.  In de zaak, die leidde tot de uitspraak van de Raad van State van 4 september jl., stelde de overtreder dat de hennepkwekerij zich in de kruipruimte bevond. Een kruipruimte is geen woning, dus kan van woningonttrekking geen sprake zijn. De Raad van State oordeelt dat de kruipruimte wel onderdeel uitmaakt van de woning. Hiertoe is de definitie van “woonruimte” in de Huisvestingswet relevant. Een woonruimte wordt gedefinieerd als “een besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden”. De kruipruimte valt onder “een of meer andere ruimte” behorende bij de woning. Op dit punt krijgt de overtreder dus geen gelijk.

De Raad van State oordeelt echter verder dat het college van burgemeester en wethouders niet heeft bewezen dat de woning onbewoonbaar was. De hennepkwekerij bevond zich weliswaar in de kruipruimte, maar de woning was gewoon nog fysiek bewoonbaar. Er was meubilair en een keuken aanwezig. Het algemene verweer van de gemeente dat de hennep het woongenot nadelig beinvloedt, is onvoldoende om de woning als onbewoonbaar te bestempelen. De boete wegens overtreding van de Huisvestingswet was ten onrechte opgelegd.

Even voorstellen: Marjolein Costers

 

Per 16 april 2024 heeft Marjolein het team van Hielkema & co versterkt. Wij stellen haar graag aan u voor!

Waar heb je hiervoor gewerkt?

Onder meer bij de advocatenkantoren Van Doorne en Boekel de Nerée (nu: Dentons) in Amsterdam. Ook heb ik op het Gerechtshof in Amsterdam als griffier gewerkt tijdens mijn studie.

 Wat trekt je aan in de advocatuur?

Je moet scherp en vindingrijk zijn. Een nieuwe zaak is als een puzzel die moet worden opgelost, dat spelletje vind ik interessant.

 Waarom koos je voor Hielkema & co?

Hielkema & Co is een toonaangevend kantoor op het gebied van huurrecht. De kennis en ervaring is groot, dat is voor mij belangrijk.

 Wat zijn je hoogtepunten van de eerste weken bij Hielkema & co?

Uiteraard het contact met fijne collega’s maar ook de zaken zijn inhoudelijk uitdagend. Ik heb immidels een aantal mooie procedures lopen. Dus ik ben meer dan tevreden!

Wet betaalbare huur – overgangsrecht

De Wet betaalbare huur (Wbh) geldt niet voor huurovereenkomsten voor zelfstandige woonruimte die zijn gesloten voor 1 juli 2024. Bepalend is niet de datum van ingang van de huurovereenkomst, maar de datum waarop de huurovereenkomst is gesloten.

Maar er zijn twee belangrijke uitzonderingen op dit uitgangspunt. Dat zijn de volgende:

  1. Huurovereenkomsten die op 1 juli 2024 een geldende huurprijs hadden onder de laagsegmentgrens (per 1 januari 2024 € 879,66 per maand). Indien de geldende huurprijs hoger is dan de maximale huurprijs op basis van het nieuwe woningwaarderingsstelsel (WWS) kan de huurder per direct aanpassing naar dat laatste niveau verlangen en de gemeente kan daarop handhaven.
  2. Huurovereenkomsten die op 1 juli 2024 een huurprijs hadden boven de laagsegmentgrens, terwijl de maximaal wettelijke huur op basis van het nieuwe WWS correspondeert met een puntental van 143 of minder en dus vallend in het laagsegment. Voor deze categorie geldt dat de Wbh huur na een jaar van toepassing is (dus op 1 juli 2025). Vanaf die datum moet de verhuurder zich aan de maximale huurprijs op basis van het nieuwe WWS (en de maximale jaarlijkse huurverhoging voor het betreffende segment houden).

Omdat de maximale huurprijs volgens het nieuwe WWS bepalend is en het nieuwe WWS in een aantal opzichten flink is gewijzigd ten opzichte van het tot 1 juli 2024 geldende WWS, kan niet worden uitgegaan van een oude WWS-puntentelling en moet per woning een nieuwe WWS-puntentelling worden vervaardigd.

Ter illustratie van de mogelijke effecten van het overgangsrecht volgen hierna enkele voorbeelden.

Voorbeelden overgangsrecht

Voorbeeld 1:

  • Huurprijs op 1 juli 2024: € 1.500 > boven huurtoeslaggrens (lagehuurgrens) (879,66)
  • WWS-punten volgens oude WWS: 130 > voorheen sociaal segment > huurprijs te hoog
  • WWS-punten volgens het nieuwe WWS: 120 (a.g.v. slecht energielabel) > laagsegment > huurprijs ook o.b.v. nieuwe WWS te hoog
  • Uitgestelde werking > huurprijs per 1 juli 2025 naar niveau bij 120 WWS-punten > € 730,69 (prijspeil 1 juli 2024

 

Voorbeeld 2:

  • Huurprijs op 1 juli 2024: € 1.500 > boven huurtoeslaggrens (879,66)
  • WWS-punten volgens oude WWS: 130 > voorheen sociaal segment > huurprijs te hoog
  • WWS-punten volgens het nieuwe WWS: 150 > middensegment (maximale huurprijs € 924,90 (prijspeul 1 juli 2024) > huurprijs o.b.v. nieuwe WWS te hoog, maar boven huurtoeslaggrens
  • Eerbiedigende werking > onaantastbare vrije sectorprijs

 

Voorbeeld 3:

  • Huurprijs op 1 juli 2024: € 1.500 > boven huurtoeslaggrens (879,66)
  • WWS-punten volgens oude WWS: 160 > vrije sector, huurprijs voorheen niet te hoog
  • WWS-punten volgens het nieuwe WWS: 130 > laagsegment> huurprijs o.b.v. nieuwe WWS te hoog (bv. a.g.v. slecht energielabel)
  • Uitgestelde werking > huurprijs per 1 juli 2025 naar niveau bij 130 WWS-punten > € 800,85 (prijspeil 1 juli 2024)

 

Voorbeeld 4:

  • Huurprijs op 1 juli 2024: € 1.500 > boven huurtoeslaggrens (879,66)
  • WWS-punten volgens oude WWS: 160 > vrije sector > huurprijs voorheen niet te hoog
  • WWS-punten volgens het nieuwe WWS: 150 > middensegment (maximale huurprijs € 924,90 (prijspeil 1 juli 2024) > huurprijs o.b.v. nieuwe WWS te hoog, maar boven huurtoeslaggrens
  • Eerbiedigende werking > onaantastbare vrije sectorprijs

 

Voorbeeld 5:

  • Huurprijs op 1 juli 2024: € 1.500 > boven huurtoeslaggrens (879,66)
  • WWS-punten volgens oude WWS: 130 > voorheen sociaal segment > huurprijs te hoog
  • WWS-punten volgens het nieuwe WWS: 130 > laagsegment > huurprijs ook o.b.v. nieuwe WWS te hoog
  • Uitgestelde werking > huurprijs per 1 juli 2025 naar niveau bij 130 WWS-punten > € 795,45 (prijspeil 1 juli 2024)

 

Voorbeeld 6:

  • Huurprijs op 1 juli 2024: € 900 > boven huurtoeslaggrens (879,66)
  • WWS-punten volgens oude WWS: 190 > vrije sector, voorheen niet te hoog
  • WWS-punten volgens het nieuwe WWS: 190 > hoogsegment (nieuwe term voor de vrije sector) > ook volgens het nieuwe WWS niet te hoog
  • Eerbiedigende werking > onaantastbare vrije sectorprijs

 

Voorbeeld 7:

  • Huurprijs op 1 juli 2024: € 850 > onder huurtoeslaggrens (879,66)
  • WWS-punten volgens oude WWS: 130 > voorheen sociaal segment > maximale huurprijs per 1 juli 2024 € 800,85 > huurprijs voorheen te hoog
  • WWS-punten volgens het nieuwe WWS: 130 > laagsegment > huurprijs o.b.v. nieuwe WWS te hoog
  • Directe werking > huurprijs per 1 juli 2024 naar niveau bij 130 WWS-punten > € 795,45 (prijspeil 1 juli 2024)

 

Voorbeeld 8:

  • Huurprijs op 1 juli 2024: € 850 > onder huurtoeslaggrens (879,66)
  • WWS-punten volgens oude WWS: 130 > voorheen sociaal segment > maximale huurprijs per 1 juli 2024 € 800,85 > huurprijs voorheen te hoog
  • WWS-punten volgens het nieuwe WWS: 150 > middensegment (maximale huurprijs € 924,90 (prijspeil 1 juli 2024) > huurprijs o.b.v. nieuwe WWS niet te hoog

Directe werking > maar huurprijs wordt niet verlaagd want geldende huurprijs is o.b.v. nieuwe WWS niet te hoog

Wet betaalbare huur: flinke wijzigingen in het Woningwaarderingsstelsel

Het woningwaarderingsstelsel voor zelfstandige woonruimte (WWS) is op 1 juli 2024 flink aangepast. Hierbij is onder meer bestaand beleid van de huurcommissie overgenomen en zijn enkele definities verduidelijkt.

De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende:

  • Er worden nu andere eisen gesteld aan de begrippen vertrek en overige ruimten.
  • De warmtelevering op basis van een gemeenschappelijke verwarming is nu net zo gewaardeerd als individuele warmtelevering.
  • De mogelijkheid een woning te koelen wordt nu gewaardeerd met punten.
  • Energielabels B en beter hebben nu meer punten. Energielabels E en slechter hebben aftrekpunten. Monumenten (rijks, provinciaal en gemeentelijk) zijn hiervan uitgezonderd. Dit is de nieuwe tabel:
 

Weging van energielabels

Label Vóór ingang van de wet op 1 juli 2024 Na 1 juli 2024
(eengezins >40m2) meergezins (>40 m2) (eengezins >40m2) meergezins (>40 m2)
A++++ 52 48 62 58
A+++ 48 44 57 53
A++ 44 40 52 48
A+ 40 36 47 43
A 36 32 41 37
B 32 28 34 30
C 22 15 22 15
D 14 11 14 11
E 8 5 -4 -4
F 4 1 -9 -9
G 0 0 -15 -15

 

  • Indien een energielabel bij aanvang van de huur ontbreekt, is het bouwjaar bepalend voor de punten voor de energieprestatie en is het niet mogelijk om op basis van een later verkregen energielabel de huurprijs vast te stellen. Hierdoor wordt de regel uit HR 30 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1005) teruggedraaid. Woningen uit bouwjaar 1983 en ouder krijgen aftrekpunten:

 

  • De extra energieprestatiepunten voor kleine woningen (kleiner dan 40 m2) vervallen (met een overgangsregeling).
  • Moderne (luxe) voorzieningen in de keuken zijn gedetailleerd opgenomen in het WWS en worden als volgt gewaardeerd met punten:

 

  • Moderne (luxe) voorzieningen in de badkamer zijn gedetailleerd opgenomen in het WWS en worden als volgt gewaardeerd met punten:

  • Indien een WOZ-beschikking ontbreekt bij aanvang van de huur wordt de WOZ-waarde bepaald op basis van een door de verhuurder te verzorgen taxatierapport en wel op 85% van de getaxeerde waarde. Indien een taxatierapport ontbreekt, wordt de WOZ-waarde gelijk gesteld aan een minimumbedrag (dat per 1 juli 2024 € 73.607 bedraagt). Hierdoor is HR 22 april 2022 (ECLI:NL:HR:2022:633) gedeeltelijk teruggedraaid.
  • De zogenaamde WOZ-cap is doorgetrokken naar 186 WWS-punten. Indien een woning zonder WOZ-cap in het hoogsegment valt, maar met WOZ-cap in het middensegment (186 WWS-punten of minder), wordt de huurprijs vastgesteld op de maximale huurprijs behorend bij 186 punten.

 

Voorbeelden van de werking van de WOZ-cap:

Voorbeeld 1

Woning:

  • Zonder WOZ-punten: 130 WWS-punten
  • WOZ-punten zonder cap: 90 punten
  • Totaal puntental zonder cap: 210 WWS-punten > dus cap toepassen
  • WWS-punten gecapt tot (33% van totaal): 64 punten
  • Dus totaal puntental na cap: (130 + 64 = ) 194 WWS-punten

> Hoogsegment

Voorbeeld 2

Woning:

  • Zonder WOZ-punten: 130 WWS-punten
  • WOZ-punten zonder cap: 60 punten
  • Totaal puntental zonder cap: 190 WWS-punten > dus cap toepassen
  • WWS-punten gecapt tot (33% van totaal): 64 punten
  • Dus totaal puntental na cap: (130 + 64 = ) 194 WWS-punten

> Hoogsegment

Voorbeeld 3

Woning:

  • Zonder WOZ-punten: 110 WWS-punten
  • WOZ-punten zonder cap: 80 punten
  • Totaal puntental zonder cap: 190 WWS-punten > dus cap toepassen
  • WWS-punten gecapt tot (33% van totaal): 54 punten
  • Dus totaal puntental na cap: (110 + 54 = ) 164 WWS-punten

> Middensegment

> Huurprijs bij 186 punten > € 1.157,95

Voorbeeld 4

Woning:

  • Zonder WOZ-punten: 110 WWS-punten
  • WOZ-punten zonder cap: 110 punten
  • Totaal puntental zonder cap: 220 WWS-punten > dus cap toepassen
  • WWS-punten gecapt tot (33% van totaal): 54 punten
  • Dus totaal puntental na cap: (110 + 54 = ) 164 WWS-punten

> Middensegment

> Huurprijs bij 186 punten > € 1.157,95

Voorbeeld 5

Woning:

  • Zonder WOZ-punten: 100 WWS-punten
  • WOZ-punten zonder cap: 80 punten
  • Totaal puntental zonder cap: 180 WWS-punten > dus cap niet toepassen
  • Dus totaal puntental blijft 180 WWS-punten

> Middensegment

> Huurprijs bij 180 WWS-punten: € 1.119,07 (per 1 juli 2024)

Voorbeeld 6

Woning:

  • Zonder WOZ-punten: 80 WWS-punten
  • WOZ-punten zonder cap: 60 punten
  • Totaal puntental zonder cap: 140 WWS-punten > dus cap niet toepassen
  • Dus totaal puntental blijft 140 WWS-punten

> Laagsegment

> Huurprijs bij 140 WWS-punten: € 860,17 (per 1 juli 2024)

 

  • De afwijkende berekening van de WOZ-punten voor nieuwe zogenaamde kleine Corop-woningen (gerealiseerd in 2018-2022) vervalt per 1 januari 2042 (artikel 12b lid 1 BHW).

 

  • De afwijkende berekening van de WOZ-punten voor nieuwbouwwoningen (gerealiseerd in 2015-2019) vervalt per 1 januari 2039 (artikel 12b lid 1 BHW).

 

  • De WWS-punten voor renovatie zijn vervallen.

 

  • De rijksmonumentenopslag van 50 WWS-punten is voor nieuwe huurovereenkomsten vervangen door een huurprijsopslag van 35% (art. 8a lid 1 BHW).

 

  • De huurprijsopslag van 15% voor woningen in een beschermd stads- of dorpsgezicht is vervallen. Daarvoor in de plaats is een forfaitaire huurprijsopslag van 5% gekomen voor alle woningen, gelegen in een beschermd stads- of dorpsgezicht, gebouwd vóór 1965. Andere opslagen gelden in dat geval niet.

 

  • Woningen in een gemeentelijk en provinciaal monument krijgen een huurprijsopslag van 15% (art. 8a lid 3 BHW).

 

  • Voor nieuwbouw die is gestart voor 1 januari 2028 geldt een tijdelijke huurprijsopslag van 10% die 20 jaar blijft gelden (art. 10c UHW en 8a lid 4 BHW).

 

  • Huurprijsopslagen tellen niet mee voor de vaststelling in welk segment een woning valt (artikel 8a lid 5 BHW).

 

  • Buitenruimten worden gewaardeerd met meer punten dan voorheen.
    • Niet meer minimaal 1,5 breed/diep
    • Privé buitenruimte: 2 punten + 0,35 per m2 (maximaal 15 punten)
    • Gemeenschappelijk: 0,75 per m2 gedeeld door aantal woningen

 

  • Gemeenschappelijke ruimten worden anders gewaardeerd.
    • Vertrekken: 1 punt per m2 gedeeld door aantal woningen
    • Overige ruimten: 0,75 punt per m2 gedeeld door aantal woningen

 

  • Verschillende vormen van parkeren bij de woning krijgen punten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt o.b.v. wel/niet overdekte parkeervoorziening / carport / aanwezigheid laadpaal.

 

WWS voor onzelfstandige woonruimte (WWSO) volledig vernieuwd

Het verouderde WWS voor onzelfstandige woonruimte (WWSO) is per 1 juli 2024 ingrijpend aangepast en lijkt nu in een groot aantal opzichten op het WWS voor zelfstandige woonruimte (met onder meer punten voor de energieprestatie en de WOZ-waarde). Daarnaast is de huurprijs per WWS-punt met 25% verhoogd.

Wet betaalbare huur – huurverhogingsregelingen voor de drie nieuwe huursegmenten

De op 1 juli 2024 ingevoerde Wet betaalbare huur (Wbh) introduceert een nieuw gereguleerd segment voor zelfstandige woonruimte: het middensegment. Een flink gedeelte van de voorheen geliberaliseerde (of: vrije) huursector valt sinds 1 juli 2024 onder het bereik van het woningwaarderingsstelsel (WWS).

Sindsdien zijn er drie huursegmenten. Bepalend is hoogte van de aanvangshuurprijs (zonder eventuele huurprijsopslagen). Maar hoe zit het met de wettelijke gemaximeerde huurverhoging in deze segmenten? Laten we de drie segmenten onder de loep nemen.

Laagsegment

  • Ook wel aangeduid als het sociale huursegment.
  • Dit is het segment tot de laagsegmentgrens (huurtoeslaggrens) die sinds 1 januari 2024 € 879,66 bedraagt. Dat correspondeert per 1 juli 2024 met maximaal 143 WWS-punten.
  • De jaarlijkse huurverhoging is gemaximeerd tot de gemiddelde cao-loonstijging + 0%. Per 1 juli 2024 is dat maximaal 5,8%.
  • Eind 2024 zal de minister het maximale percentage voor het gehele jaar 2025 bekend maken, want dat heeft de Wbh ook veranderd: dit wordt niet meer elk jaar per 1 juli vastgesteld, maar voortaan per 1 januari.
  • Alle voor 1 juli 2024 bestaande regels met betrekking tot de huurprijzen, inclusief de regels voor de inkomensafhankelijke huurverhoging, blijven voor dit segment verder ongewijzigd.

 

Middensegment

  • Dit is het segment vanaf de laagsegmentgrens (€ 879,66) tot een jaarlijks (op 1 januari) door de minister vast te stellen bedrag behorend bij 187 WWS-punten. Per 1 juli 2024 ligt die grens op € 1.157,95.
  • Dit segment betreft dus alle huurwoningen vanaf 144 tot en met 186 WWS-punten.
  • In dit segment wordt voor vanaf 1 juli 2024 gesloten huurovereenkomsten de jaarlijkse huurverhoging gemaximeerd tot de gemiddelde cao-loonstijging + 1%. Per 1 juli 2024 is dat 6,8%. Eind 2024 zal de minister het maximale percentage voor het gehele jaar 2025 bekend maken.
    • Let op: voor woningen die vóór 1 juli 2024 in de vrije sector zijn verhuurd, gelden andere regels (ook als die woningen bij nieuwe verhuring in het middensegment zullen vallen (144 t/m 186 WWS-punten). Voor die gevallen geldt de Wet Nijboer en wordt de maximale huurverhoging jaarlijks door de minister vastgesteld op basis van de inflatie óf de gemiddelde CAO-loonstijging (de laagste van de twee) + 1 %. Voor het jaar 2024 is dat maximaal 5,5%. Eind 2024 zal de minister het nieuwe maximale percentage voor het gehele jaar 2025 bekend maken voor deze categorie.
  • De wettelijke regels voor de jaarlijkse huurverhoging in het laagsegment gelden niet voor het middensegment, zodat dit contractueel dient te worden geregeld: in de huurovereenkomst moet dus een huurverhogingsbeding worden opgenomen. Hielkema & co heeft volledig geactualiseerde Model huurovereenkomsten (voor verschillende situaties en doelgroepen) ontworpen.
  • Voor dit segment geldt (dus) geen inkomensafhankelijke huurverhoging.

 

Hoogsegment

  • Dit is de vrije (of geliberaliseerde) huursector: vanaf een jaarlijks door de minister vast te stellen bedrag behorend bij 187 WWS-punten. Per 1 juli 2024 is dat vanaf € 1.157,95.
  • In dit segment geldt de Wet Nijboer en wordt de maximale huurverhoging jaarlijks door de minister vastgesteld op basis van de inflatie of de gemiddelde CAO-loonstijging (de laagste van de twee) + 1 %. Voor het jaar 2024 is dat maximaal 5,5%. Eind 2024 zal de minister het nieuwe maximale percentage voor het gehele jaar 2025 bekend maken. De Wet Nijboer is een tijdelijke wet die geldt tot 1 mei 2029.

Geheel geactualiseerde Model huurovereenkomsten woonruimte van Hielkema & co

Hielkema & co vervaardigt sinds 2000 Model huurovereenkomsten voor woonruimte en actualiseert die van tijd tot tijd.  Dat begon destijds met één Model. Inmiddels, onder invloed van een toevloed van wetgeving, zijn dat er 12.

Verscheidene nieuwe ontwikkelingen maakten het dit jaar noodzakelijk om de Modellen te actualiseren: op 1 juli 2024 ingevoerde nieuwe en gewijzigde wetgeving: de Wet betaalbare huur, de Wet goed verhuurderschap, de Wet vaste huurcontracten en ontwikkelingen in de rechtspraak rond de toetsing van oneerlijke bedingen in consumentenvoorwaarden (met name huurverhogingsbedingen).

Hielkema & co biedt nu de volgende geheel geactualiseerde Modellen aan:

Modellen voor zelfstandige woonruimte:

  1. Model A: Huurovereenkomst voor onbepaalde tijd
  2. Model B: Huurovereenkomst voor bepaalde tijd van maximaal 2 jaar (bepaalde doelgroepen)
  3. Model C: Huurovereenkomst voor bepaalde tijd (tussenhuur)
  4. Model D: Tijdelijke huurovereenkomst volgens de Leegstandwet
  5. Model H: Huurovereenkomst voor bepaalde tijd (proefsamenwoning)
  6. Model K: Huurovereenkomst naar zijn aard van korte duur
  7. Model L: Huurovereenkomst voor bepaalde tijd (met het oog op toekomstig gebruik door bloed- en aanverwanten)

 

Modellen voor onzelfstandige woonruimte:

  1. Model E: Huurovereenkomst voor maximaal 2 jaar (bepaalde doelgroepen)
  2. Model F: Huurovereenkomst op basis van hospitaverhuur
  3. Model G: Huurovereenkomst voor onbepaalde tijd

 

Overige Modellen:

  1. Model I: Huurovereenkomst voor een woonboot
  2. Model J: Huurovereenkomst voor een ligplaats

 

Indien u geïnteresseerd bent in één of meer modellen volstaat een e-mail aan info@hielkemaco.nl. U ontvangst dan een prijslijst en instructie over de wijze van bestellen.

Wetsvoorstel Instemmingsrecht en Initiatiefrecht: Uitbreiding van Initiatiefrecht en Verduurzamingsmaatregelen

Het Wetsvoorstel Instemmingsrecht en Initiatiefrecht regelt de instemming die verhuurders van hun huurders moeten verkrijgen bij verduurzamingsmaatregelen van woonruimte. Daarnaast leidt dit wetsvoorstel tot een modernisering van het initiatiefrecht van huurders, waarbij een collectief initiatiefrecht wordt geïntroduceerd. Hieronder worden de belangrijkste voorgenomen wijzigingen besproken en hun impact op de rechtsverhouding tussen huurders en verhuurders geanalyseerd.

1. Vereenvoudigde instemmingsregeling bij complexgewijze verduurzaming.

Het wetsvoorstel introduceert een nieuwe regeling , specifiek gericht op de verduurzaming van wooncomplexen (in een nieuw artikel 7:220a BW). Deze regeling beoogt een vereenvoudiging van de instemmingsprocedure voor renovatievoorstellen die betrekking hebben op energiebesparende en energieleverende maatregelen. Dit moet leiden tot een snellere uitvoering van verduurzamingsprojecten en een grotere mate van rechtszekerheid voor zowel verhuurders als huurders.

Kernpunten van de vereenvoudiging

  • Definitie van een Complex: De regeling is van toepassing op een complex dat uit tien of meer huurwoningen bestaat die een bouwkundige eenheid vormen Dit betekent dat het wetsvoorstel geen betrekking heeft op de renovatie van individuele huurwoningen of bedrijfsruimten. Voor deze categorieën blijven de huidige regels van kracht (redelijk renovatievoorstel als bedoeld in artikel 7:220 BW).
  • Vermoeden van Redelijkheid: Een renovatievoorstel dat gericht is op verduurzaming wordt vermoed redelijk te zijn indien:
    • De verhuurder overeenstemming heeft bereikt met de huurdersvertegenwoordiging over het voorstel, of
    • Bij gebrek aan overeenstemming, ten minste 70% van de huurders die binnen een bepaalde termijn op het voorstel hebben gereageerd, akkoord zijn gegaan, mits deze huurders tezamen 50% of meer van de totale huurders in het complex vertegenwoordigen.
  • Inhoud van het Voorstel: De regeling vereist dat het voorstel duidelijk de gevolgen voor de huurprijs en de servicekosten vermeldt. Dit zorgt ervoor dat huurders volledig geïnformeerd zijn over de financiële impact van de voorgestelde maatregelen.

 

Gevolgen voor de rechtsverhouding tussen verhuurders en huurders

Deze regeling maakt het voor verhuurders gemakkelijker om grootschalige verduurzamingsmaatregelen te implementeren door de noodzaak van instemming van 70% van alle huurders te verminderen. In plaats daarvan telt alleen de instemming van de huurders die daadwerkelijk hebben gereageerd op het voorstel. Dit moet leiden tot een efficiënter proces en minder vertragingen bij het doorvoeren van verduurzamingsmaatregelen.

Voor huurders betekent dit dat hun vertegenwoordigers een grotere rol spelen bij de onderhandelingen over de voorwaarden van de renovatie. Dit kan hun positie in het proces versterken opdat hun belangen beter worden behartigd.

2. Uitbreiding van initiatiefrecht voor huurders (artikel 7:243 BW)

Met de wijziging van artikel 7:243 BW wordt het initiatiefrecht van huurders uitgebreid naar alle maatregelen die de energieprestatie van hun woning verbeteren. Dit biedt huurders de mogelijkheid om voorstellen te doen voor zowel energiebesparende als energieleverende voorzieningen, zoals isolatie, zonnepanelen en (hybride) warmtepompen.

Kernpunten hiervan

  • Alle maatregelen: Huurders krijgen het recht om voorstellen in te dienen voor alle maatregelen die bijdragen aan de energieprestatie van hun woning. Dit omvat een breed scala aan voorzieningen, van eenvoudige isolatiemaatregelen tot complexe systemen voor energieopwekking.
  • Beoordeling van redelijkheid: De redelijkheid van een initiatiefvoorstel wordt beoordeeld op basis van de omstandigheden van het geval. Dit betekent dat voorstellen die substantiële verbeteringen opleveren in energie-efficiëntie en comfort serieus worden overwogen door verhuurders. De beoordeling houdt rekening met de technische haalbaarheid, de kosten en de voordelen van de voorgestelde maatregelen.

 

Gevolgen voor de rechtsverhouding tussen verhuurders en huurders

Voor huurders betekent deze uitbreiding dat zij een grotere invloed hebben op de verduurzaming van hun woning. Door het initiatiefrecht kunnen zij actief bijdragen aan het verbeteren van de energieprestaties van hun woning en tegelijkertijd hun energieverbruik en kosten verminderen.

Verhuurders worden uitgedaagd om constructief om te gaan met deze voorstellen en een redelijke afweging te maken van de voordelen en kosten. Dit kan ook leiden tot een verbeterde communicatie en samenwerking tussen verhuurders en huurders over verduurzamingsmaatregelen. Knelpunt is dat verhuurders gedwongen zouden kunnen worden dure duurzaamheidsmaatregelen te nemen die hun financiële vermogen te boven gaan.

Conclusie

De nieuwe regelgeving markeren belangrijke vernieuwingen in het huurrecht met betrekking tot verduurzaming. Verhuurders krijgen meer mogelijkheden om grootschalige verduurzamingsprojecten te realiseren, terwijl huurders een sterker initiatiefrecht krijgen voor verbeteringen die hun energieprestaties bevorderen. Deze veranderingen zijn ontworpen om zowel de verduurzaming van woonruimte te versnellen als de rechten en belangen van huurders te versterken.

Deze wetswijzigingen zijn bedoeld om een balans te vinden tussen de noodzaak van verduurzaming en de bescherming van huurdersbelangen, en zullen naar verwachting een positieve impact hebben op zowel de huursector als het milieu. Maar of verhuurders altijd blij zullen zijn met het initiatiefrecht valt te betwijfelen.

Hospitaverhuur en de Wet betaalbare huur: Nieuwe mogelijkheden voor woningeigenaren

Hospitaverhuur biedt een veelbelovende oplossing voor het woningtekort in Nederland. Decennialang was het normaal dat mensen tijdelijk bij iemand op kamers wonen. Ook tegenwoordig biedt deze vorm van verhuur tal van voordelen, zoals extra inkomsten voor de verhuurder en sociale contacten. Uit recent publieksonderzoek blijkt zelfs dat er veel potentie is voor hospitaverhuur in Nederland. Toch ervaren veel potentiële hospita’s belemmeringen, bijvoorbeeld omdat hypotheekverstrekkers vaak geen toestemming geven. Om deze obstakels weg te nemen, wordt er een wetswijziging voorbereid.

Wetswijziging

Tot voor kort hadden potentiële hospita’s vaak te maken met beperkingen vanuit hun hypotheekverstrekkers, die terughoudend waren met toestemming voor verhuur van kamers. De reden hiervoor was dat een woning in verhuurde staat mogelijk minder aantrekkelijk is voor de markt, wat kan leiden tot een lagere verkoopprijs of restschuld bij gedwongen verkoop. Om deze belemmering weg te nemen, wordt er een wetswijziging doorgevoerd. Deze wet biedt eigenaren de mogelijkheid om bij verkoop of overdracht van hun woning het huurcontract met de huurder eenvoudig te beëindigen. Hierdoor verwachten veel hypotheekverstrekkers na deze wijziging vaker toestemming te geven voor hospitaverhuur.

Ook de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) stond voorheen hospitaverhuur niet toe vanwege het risico op waardeverlies van de woning. Door de wetswijziging wordt deze blokkade opgeheven, en hospitaverhuur kan nu onder de voorwaarden van de NHG plaatsvinden.

Nieuwe regelgeving voor hospitaverhuur als de hospita zelf huurder is

Op 1 juli 2024 is een nieuwe definitie van het begrip zelfstandige woonruimte ingevoerd. Die nieuwe definitie kan ertoe leiden dat, als de hospita, die zelf huurder is van de gehele woning, een kamerbewoner neemt, de hoofdhuurovereenkomst ineens verandert in huur van onzelfstandige woonruimte. Het gevolg daarvan is dat op de hoofdhuurovereenkomst het     Woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woningen (WWSO) ineens van toepassing wordt, meestal leidend tot een veel lagere huurprijs. De hospita kan daardoor twee vliegen in één klap slaan: huurinkomsten genereren van de kamerbewoner en zelf een huurverlaging in een procedure bij de huurcommissie bewerkstellingen. Dat is natuurlijk niet gewenst. De minister wil dit onbedoelde en onwenselijke gevolg van de nieuwe definitie van zelfstandige woonruimte voorkomen. Maar om misbruik te voorkomen, zullen hier wel specifieke voorwaarden aan verbonden worden.

Voordelen van hospitaverhuur

Hospitaverhuur is een belangrijke manier om de bestaande woonruimte beter te benutten en tegelijkertijd een bijdrage te leveren aan het verminderen van het woningtekort. Verhuurders – oftewel de hospita’s – wonen samen met de huurders in dezelfde woning, maar delen gemeenschappelijke voorzieningen zoals keuken, badkamer of toilet. Dit model kan aantrekkelijk zijn voor diverse groepen, zoals studenten, expats of mensen die net gescheiden zijn.

Uit onderzoek blijkt dat 8% van de Nederlanders overweegt om hospita te worden, vooral omdat het extra inkomsten kan opleveren en het sociale contacten kan bevorderen. Verder geeft een derde van de Nederlanders aan te beschikken over een woning met geschikte ruimte voor hospitaverhuur.

Daarnaast wordt onderzocht hoe de inkomensafhankelijke huurverhoging kan worden aangepast voor hospitaverhuurders in de sociale huursector, aangezien het inkomen van hospitahuurders nu meetelt voor deze verhogingen. Dit zou potentiële verhuurders in sociale huurwoningen kunnen ontmoedigen, maar door aangepaste regelgeving kunnen deze belemmeringen grotendeels worden weggenomen.

Conclusie

De voorgenomen wetswijziging biedt belangrijke mogelijkheden voor hospitaverhuur. Door het wegnemen van belemmeringen en het bieden van meer flexibiliteit voor verhuurders, draagt deze wijziging bij aan een betere benutting van woonruimte en helpt het woningtekort terug te dringen. Makelaars, beleggers en juridische professionals die zich richten op vastgoedbeheer zouden deze ontwikkelingen goed in de gaten moeten houden, aangezien de veranderingen een grote impact kunnen hebben op de markt voor kamerverhuur en de kansen voor eigenaren om inkomsten te genereren

Rechtspraak na ‘Acantus’ – deel 2

Het is alweer bijna drie jaar geleden dat de Hoge Raad het ‘Acantus’ arrest wees, verhuurders, die hadden geïnvesteerd in (dure) WKO- en vergelijkbare verwarmings-/koelingsinstallaties, in vertwijfeling achterlatend. Want het was ineens niet meer duidelijk of het nog wel mogelijk is om de investerings- en onderhoudskosten te versleutelen in de aan de huurder in rekening te brengen huurprijs (of servicekosten). En wat te denken van al die huurovereenkomsten die al voor Acantus gesloten waren en misschien niet meer door de beugel konden? Wat het extra zuur maakt is dat de woninghuurder doorgaans lagere kosten heeft aan de verwarming (en koeling) van zijn woning (en de levering van warm water) en het dus redelijk en logisch is dat de extra investeringen die de verhuurder daarvoor doet op een of andere manier kunnen worden terugverdiend. Een jaar geleden publiceerden wij een blog over hoe lagere rechters inmiddels omgaan met de Acantus-doctrine. Die rechtspraak gaf voor verhuurders nog geen onverdeeld gunstig beeld. Inmiddels is er meer rechtspraak en zijn er lichtpuntjes.

Kantonrechter Utrecht 21 februari 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:899

De kantonrechter Utrecht moest in zijn vonnis van 21 februari 2024 oordelen over een woning die wordt verwarmd door een WKN-installatie (warmte- en koudenetwerk). De huurder had daarvoor met een warmteleverancier een leveringsovereenkomst gesloten. De huurder vordert dat verhuurder Veenvesters wordt veroordeeld tot vergoeding van de reeds betaalde vaste kosten, die hij op grond van de leveringsovereenkomst aan de warmteleverancier moet betalen. De huurder wijst naar het Acantus-arrest en stelt zich op het standpunt dat sprake is van een gebrek dan wel dat de verhuurder niet gerechtigd was om de vaste kosten (via de warmteleverancier) bij hem neer te leggen.

De kantonrechter wijst de vorderingen van de huurder af. De kantonrechter overweegt eerst dat een woning die wordt verwarmd op grond van een overeenkomst met een warmteleverancier in plaats van met Veenvesters niet behept is met een gebrek, want hij kan zijn woning gewoon verwarmen zodat zijn huurgenot niet wordt aangetast.

De kantonrechter oordeelt verder dat uit het Acantus arrest niet een algemene verplichting voor de verhuurder kan worden afgeleid om in alle gevallen de vaste kosten voor een WKO- of WKN-installatie zelf te dragen. Uit dat arrest volgt hooguit dat het wettelijke huurrecht prevaleert boven de Warmtewet bij strijd tussen beide regelingen. Van strijd kan sprake zijn als een WKO- of WKN-installatie een onroerende aanhorigheid is en de huurder de vaste kosten daarvan via de servicekosten aan de verhuurder moet betalen (wat bij Acantus het geval was). Want de vaste kosten worden dan geacht in de kale huurprijs te zitten.

De kantonrechter vervolgt met de vaststelling dat de onderhavige casus anders is dan het Acantus-arrest omdat de huurder een leveringsovereenkomst met een warmteleverancier heeft gesloten en Veenvesters daardoor buiten de levering van warmte staat. De vaste kosten die de warmteleverancier in rekening brengt zien alleen op het leidingnetwerk buiten de woning, de afleverset en bijbehorende apparatuur die eigendom zijn van de warmteleverancier. De vaste kosten zien niet op de installaties in de woning zelf, dus voorbij de afleverset, bijvoorbeeld het leidingstelsel voor de vloerverwarming en koeling en de thermostaat (die eigendom zijn van Veenvesters). Veenvesters profiteert dus niet van de vaste kosten die de huurder aan warmteleverancier betaalt. Die kosten heeft Veenvesters niet verdisconteerd in de huurprijs of de servicekosten die de huurder aan haar betaalt.

Bijzonder van deze uitspraak is dat nog geen jaar daarvoor een collega kantonrechter van de dezelfde Utrechtse rechtbank hier nog anders over dacht in een vergelijkbare casus.

Kantonrechter Tilburg 10 januari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:228

Ook de kantonrechter Tilburg vond in zijn uitspraak van 10 januari 2024 dat het Acantus-arrest niet van toepassing is. Het ging in deze casus ook niet om een verhuurder die de kapitaal- en onderhoudskosten van een WKO-installatie bij de huurder in rekening bracht. Dat deed een aan de verhuurder gelieerde onderneming, die een warmteleveringsovereenkomst met de huurder had gesloten. De kantonrechter vond niet dat er sprake was van vereenzelviging tussen de verhuurder en de warmteleverancier. Daaraan toevoegend dat er wel van vereenzelviging sprake kan zijn als de gehanteerde constructie de bedoeling heeft de huurder financieel te benadelen. Daarvan was hier niet gebleken, nu de warmteleverancier al was opgericht vóór de inwerkingtreding van de Warmtewet (2014) en de huurder sinds de aanvang van de huurovereenkomst (2015) nooit tegen deze constructie bezwaar had gemaakt.

De kantonrechter stelde ook vast dat de WKO-installatie op grond van de huurovereenkomst geen deel uitmaakt van het gehuurde, waardoor de WKO-installatie geen onroerende aanhorigheid is.

Ook in Tilburg trok de huurder dus aan het kortste eind.

Hoe nu verder?

De rechtspraak zit nog niet op één lijn, zodat er nog veel onduidelijk is. Dat is ongewenst. Alleen al omdat het de energietransitie in de weg zit. Duidelijkheid is dus geboden, door ingrijpen van de wetgever of door prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voor te leggen. Bedacht moet worden dat de verhuurder in de Acantus-casus zo’n beetje alles ‘fout’ had gedaan wat hij fout kon doen, waardoor die casus onvoldoende representatief is. Centrale prejudiciële vraag die aan de Hoge Raad zou moeten worden voorgelegd is of een WKO-installatie, die volgens de huurovereenkomst geen deel uitmaakt van het gehuurde en waarvan de vaste kosten niet in de huurprijs zijn verdisconteerd, een onroerende aanhorigheid is.

Nieuw WWS

Vermeldenswaard is tenslotte dat het per 1 juli 2024 op grond van de Wet betaalbare huur gewijzigde woningwaarderingsstelsel (WWS) in twee relevante opzichten is aangepast:

  • gemeenschappelijke verwarmingsinstallaties scoren (weer) 2 punten per verwarmd vertrek;
  • koeling wordt nu ook gewaardeerd met punten.

Even voorstellen: Anouk Ekkel

 

Per 15 april 2024 heeft Anouk Ekkel het team van Hielkema & co versterkt. Wij stellen haar graag aan u voor!

Waar heb je hiervoor gewerkt?

Ik ben mijn juridische carrière begonnen bij meerdere advocatenkantoren als secretaresse. Na het afronden van mijn masteropleidingen ben ik aan de slag gegaan als jurist bij een deurwaarderskantoor. Vanuit hier ben ik doorgestroomd naar de advocatuur, waar ik ervaring heb opgedaan in verschillende rechtsgebieden, voornamelijk gericht op huur- en vastgoedrecht

 Wat trekt je aan in de advocatuur?

Wat mij het meest aantrekt in de advocatuur is de afwisseling en de uitdaging die elk dossier met zich meebrengt. Geen enkele zaak is hetzelfde, en het strategisch nadenken over de beste oplossing voor de cliënt geeft me veel voldoening. Daarnaast vind ik het interessant om in een dynamische en soms complexe juridische omgeving te werken, waar je steeds moet blijven leren en ontwikkelen.

 Waarom koos je voor Hielkema & co?

Hielkema & Co heeft een uitstekende reputatie op het gebied van huurrecht en vastgoedrecht, wat perfect aansluit bij mijn interesse en ervaring. Het kantoor staat bekend om zijn cliëntgerichte aanpak en gedegen juridische kennis. Wat mij ook aansprak, is de persoonlijke sfeer en het feit dat er ruimte is voor zowel professionele als persoonlijke ontwikkeling.

 Wat zijn je hoogtepunten van de eerste weken bij Hielkema & co?

De eerste weken bij Hielkema & Co hebben mijn verwachtingen overtroffen. Ik voelde mij direct welkom binnen het team. Wat voor mij echt een hoogtepunt was, is dat ik vanaf dag één betrokken ben geweest bij interessante en uitdagende dossiers. Daarnaast waardeer ik de open communicatie en de collegialiteit binnen het kantoor. Ik kijk ernaar uit om verder te groeien in deze omgeving.