Tag archieven: Huurverhoging vrije sector

Niet eerder vertoonde onduidelijkheid over de huurverhoging in de vrije sector

Dit jaar loopt de wet, die de huurverhoging in de vrije sector maximeert, af. De minister wil de wet verlengen met drie jaar. De minister moet opschieten om de wet op tijd goedgekeurd te krijgen door het parlement. Lukt dat niet uiterlijk op 30 april 2024, dan geldt er vanaf 1 mei 2024 geen wettelijke maximering. Tot die datum geldt de huidige wet die de huurverhoging maximeert tot 5,5%. Maar wat gebeurt er daarna? De huidige situatie rond de maximale huurverhoging in de vrije sector is ingewikkeld, niet eerder vertoond en daardoor verwarrend. De rijksoverheid legt op haar website helaas ook niet uit hoe het zit, terwijl zij de onduidelijkheid heeft veroorzaakt.

Laten we het op een rijtje proberen te zetten.

De huidige wet

Op grond van de huidige tijdelijke wet maximering huurverhoging geliberaliseerde huurovereenkomsten moet de minister kiezen tussen de inflatie en de stijging van de CAO-lonen: hij moet het laagste percentage kiezen. De maximale huurverhoging is dan gelijk aan het (verplicht) gekozen percentage plus 1%.

Op basis daarvan is door de minister bepaald dat de maximale huurverhoging in de vrije sector in 2024 5,5% is. Dat is gebaseerd op de inflatie (4,5%), want die was in 2023 lager dan de stijging van de CAO-lonen.

De tijdelijk wet vervalt op 30 april 2024, zodat, als de wet niet wordt verlengd, er vanaf 1 mei 2024 geen wettelijke maximering meer zal zijn.

Verlenging van de wet

Dat wil de minister voorkomen. Daarom ligt er nu een wetsvoorstel tot verlenging van de tijdelijke wet tot 1 mei 2027. Het wetsvoorstel houdt ook een inhoudelijke wijziging in van de tijdelijke wet. De keuze tussen inflatie en CAO-lonen vervalt. De minister moet voortaan de huurstijging baseren op de CAO-lonen.

De CAO-lonen zijn in het relevante tijdvak in 2023 gestegen met 5,8%. Als de verlenging van de wet tijdig kracht wordt, zou dat betekenen dat de huren vanaf 1 mei 2024 met (5,8% + 1% =) 6,8% mogen stijgen.

Het is ook denkbaar dat bij de inwerkingtreding van de verlenging van de wet een overgangsregeling wordt vastgesteld, waarin wordt bepaald het eerder vastgestelde maximum van 5,5% voor het gehele jaar blijft gelden.

Wetsvoorstel betaalbare huur

Bij dit alles is nog geen rekening gehouden met het aanhangige wetsvoorstel betaalbare huur. De minister koerst op invoering van deze wet op 1 juli 2024. Deze wet voorziet in een definitieve (en dus geen tijdelijke) regeling voor de huurverhoging in de sociale huursector (laagsegment geheten), het (nieuwe) middenhuursegment (dat nu nog vrije sector is) en het hoogsegment (de bestaande maar verkleinde vrije sector). Het valt sterk te betwijfelen of de minister de datum van 1 juli 2024 haalt. Maar als hij deze datum haalt is vanaf 1 juli 2024 de huurverhoging in het middenhuursegment en het hoogsegment gemaximeerd op de gemiddelde CAO-loonstijging + 1%. Dus tot 6,8%

Conclusie:

De stand van zaken is dus als volgt:

  • tot 1 mei 2024 kan de huur in de vrije sector met maximaal 5,5% worden verhoogd.
  • indien de verlenging van de tijdelijke wet per 1 mei 2024 ongewijzigd maar met een overgangsregeling (inhoudend dat het maximum voor geheel 2024 5,5% blijft) in werking treedt, kan de huur in de vrije sector vanaf 1 mei 2024 ook met maximaal 5,5% worden verhoogd;
  • indien de verlenging van de tijdelijke wet per 1 mei 2024 ongewijzigd en zonder bijzondere overgangsregeling in werking treedt, kan de huur in de vrije sector vanaf 1 mei 2024 met maximaal 6,8% worden verhoogd;
  • indien op 1 juli 2024 de wet betaalbare huur ongewijzigd in werking treedt, kan de huur in de vrije sector vanaf 1 juli 2024 met maximaal 6,8% worden verhoogd;
  • indien de tijdelijke wet niet (tijdig) wordt verlengd, geldt er vanaf 1 mei 2024 geen maximum meer (maar moet wel rekening worden gehouden met invoering daarna van de wet betaalbare huur).

We weten waarschijnlijk pas eind april 2024 wat de situatie vanaf 1 mei 2024 zal zijn.  Het is een weinig fraaie en nooit eerder vertoonde gang van zaken. Maar wij houden u op de hoogte.

Maximale huurverhoging vrije sector woningen in het jaar 2023 bekend

Op 20 december 2022 heeft de Eerste Kamer, in navolging van de Tweede Kamer, ingestemd met een wetswijziging die de maximaal toegestane huurverhoging wijzigt. Kern van de wijziging is dat indien de loonontwikkeling lager is dan de inflatie, er wordt afgeweken van de systematiek waarin de maximaal toegestane jaarlijkse huurprijsverhoging gelijk is aan inflatie + 1 procentpunt. In plaats daarvan geldt dan dat de maximaal toegestane jaarlijkse huurprijsverhoging gelijk is aan de loonontwikkeling + 1 procentpunt.

Door de instemming van de Eerste Kamer is vanaf 1 januari 2023 een huurverhoging van maximaal 4,1% toegestaan (bestaande uit 3,1% CAO-loonontwikkeling + 1 procentpunt).

Wat betekent dit voor de praktijk?

Verhuurders die de geliberaliseerde huur in het jaar 2023 willen verhogen, dienen eerst na te gaan wat er in het huurcontract staat. Als het contractuele huurverhogingspercentage voor dat jaar 4,1 of lager is, dan ben je als verhuurder gerechtigd om het contractuele percentage door te berekenen.

Komt echter het contractuele huurverhogingspercentage uit boven het wettelijke maximum, dan ben je als verhuurder in 2023 gebonden aan het maximum van 4,1%.

Huurverhoging in de vrije sector

Het is bijna weer 1 juli, de datum waarop de jaarlijkse huurverhogingen worden doorgevoerd. Als het om sociale huurwoningen gaat moeten verhuurders hun huurders tijdig een huurverhogingsvoorstel doen. Huurders kunnen daar bezwaar tegen maken en zich tot de Huurcommissie wenden, bijvoorbeeld omdat er onjuiste huurverhogingspercentages worden gehanteerd, inkomensverklaringen ontbreken of het voorstel anderszins niet deugt. In de vrije sector is dit anders. Hoe werkt de jaarlijkse huurverhoging bij geliberaliseerde huurovereenkomsten?

Vaak bevatten geliberaliseerde huurovereenkomsten een zogenaamde indexeringsclausule. Dit is een bepaling waarin is vastgelegd dat de huur jaarlijks per 1 juli (of een andere datum) zal worden verhoogd met een bepaald percentage of met een bepaald bedrag. Ook komt wel voor dat de huurverhoging wordt gekoppeld aan de consumentenprijsindex van het CBS. Als een dergelijke indexeringsclausule is overeengekomen, dan betekent dit dat de huur elk jaar automatisch wordt verhoogd. De verhuurder hoeft dus geen huurverhogingsvoorstel te doen en hoeft de huurverhoging ook niet aan te kondigen. De huurder kan ook geen bezwaar maken tegen deze huurverhoging, hij heeft er immers bij het aangaan van de huurovereenkomst mee ingestemd. De route naar de Huurcommissie staat niet voor hem open. Wel zal de verhuurder de huurder moeten laten weten wat de nieuwe huurprijs gaat worden en hoe die is berekend. Tegen een onjuiste berekening kan natuurlijk wel bezwaar gemaakt worden.

Stel dat de huurovereenkomst geen indexeringsclausule omvat. Dan moet de verhuurder een andere route volgen. Hij zal overeenstemming met de huurder moeten bereiken over een verhoging. Doet de verhuurder een voorstel tot het verhogen van de huurprijs en de huurder weigert dit te aanvaarden, dan levert die weigering een opzeggingsgrond op. De huurder stemt dan niet in met ‘een redelijk aanbod tot het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst’ als bedoeld in artikel 7:274 lid 1 sub d BW. De verhuurder kan de huurovereenkomst opzeggen en een beëindigingsprocedure starten bij de rechter. Als de rechter vindt dat het aanbod redelijk was, dan kan hij de huurovereenkomst beëindigen. Maar vaak zal de rechter de huurder alsnog in de gelegenheid stellen het aanbod te accepteren. Bij de beoordeling wat redelijk is, wordt vaak gekeken naar de huurprijzen van verglijkbare geliberaliseerde woonruimte ter plaatse.

Wat geldt er als de indexeringsclausule niet duidelijk is? In een zaak die ik onlangs behandelde was in een geliberaliseerde huurovereenkomst wel een bepaling opgenomen dat de huurprijs jaarlijks zou worden verhoogd, maar was vreemd genoeg niet bepaald met welk percentage of bedrag. De huurverhogingspercentages werden jaarlijks door de verhuurder vastgesteld aan de hand van de maximaal toegestane huurprijsstijgingen voor sociale huurwoningen, de marktontwikkelingen en de lokale omstandigheden, met inachtneming van alle redelijkheid. De percentages varieerden tussen de 0% en 3,2%. Dat was de afgelopen tien jaar zo gebeurd en de huurder had hier nooit bezwaar tegen gemaakt. Tot 2103. Toen werd de inkomensafhankelijke huurverhoging doorgevoerd en kwam het huurverhogingspercentage ineens op 6,5% uit. De huurder trok aan de bel en betoogde dat de huur überhaupt niet verhoogd kon worden, omdat er geen indexeringsclausule was overeengekomen en er nooit een voorstel tot het verhogen van de huurprijs was gedaan. Hij vorderde de door hem betaalde huurverhogingen over de afgelopen jaren als onverschuldigd betaald terug. De kantonrechter kon de huurder hierin geen gelijk geven. De wijze van vaststelling van het jaarlijkse huurverhogingspercentage kwam de kantonrechter niet onredelijk voor en de huurder had horen te begrijpen dat er jaarlijks huurprijsaanpassingen zouden volgen. Hij had dit ook jarenlang zonder protest betaald. De verhuurder kwam met deze uitspraak goed weg. Aan te raden is natuurlijk om een duidelijke bepaling in de huurovereenkomst op te nemen, waarin staat met welk bedrag of met welk percentage de huur jaarlijks wordt verhoogd.