Tag archieven: airbnb

Rechter fluit gemeente Amsterdam terug vanwege gedeeltelijk verbod op vakantieverhuur

Het plan van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om vakantieverhuur in bepaalde wijken te verbieden is juridisch niet houdbaar, zo bepaalde de Rechtbank Amsterdam onlangs. Waarom de Rechtbank dit verhuurverbod in een drietal wijken in de binnenstad ontoelaatbaar acht, lichten we hieronder toe.

Vakantieverhuur is vergunningsplichtig

Het kortstondig verhuren van een woning (aan toeristen) kwalificeert juridisch gezien als woningonttrekking, zo volgt uit vaste rechtspraak. Voort bepaalt artikel 21 van de Huisvestingswet 2014 (hierna: de Huisvestingswet) dat voor woningonttrekking een vergunning is vereist. Voorheen kregen huiseigenaren in Amsterdam van het college van B&W een vrijstelling voor die vergunningsplicht. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft die praktijk (waarin vrijstelling wordt verleend) echter ontoelaatbaar geacht. Het kortstondig verhuren van een woning aan toeristen is daarom sinds 1 juni 2020 ook in Amsterdam vergunningsplichtig.

De gemeenteraad heeft de voorwaarden waaronder die vergunning kan worden verleend of geweigerd opgenomen in de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020. Daarnaast is in die Huisvestingsverordening bepaald dat het college van B&W gebieden kunnen aanwijzen waar een geheel verbod voor vakantieverhuur geldt. Juridisch gezien kwalificeert dit als een verbod op het onttrekken van een woning aan de woningvoorraad. Van die, door de gemeenteraad gecreëerde bevoegdheid, heeft het college van B&W gebruik gemaakt door drie wijken in het centrum van Amsterdam aan te wijzen waar vakantieverhuur per 30 juni 2020 verboden werd.

Voorwaarden aan vergunning mag geen verbod inhouden

Tegen het aanwijzingsbesluit is vervolgens beroep ingesteld. De bestuursrechter moest daarop oordelen of de Huisvestingswet zoals die gold tot 1 januari 2021 überhaupt de mogelijkheid bood voor een verbod op vakantieverhuur (lees: woningonttrekking) in bepaalde wijken. In de uitspraak doorloopt de rechter daarop de wetgeschiedenis bij de Huisvestingswet en de Wet toeristische verhuur die per 1 januari 2021 van kracht is geworden.

Uit de wetgeschiedenis bij de (oude) Huisvestingswet volgt dat woningonttrekking een vergunning vereist en dat de gemeenteraad voorwaarden en regels kan stellen ten aanzien van vergunningverlening. De Rechtbank oordeelt dat het opnemen van een verbod veel verder gaat dan het stellen van voorwaarden of regels. De gemeenteraad is blijkens de wetgeschiedenis slechts bevoegd tot het vaststellen van voorwaarden en regels. Een absoluut verbod op woningonttrekking is niet een bevoegdheid die de gemeenteraad blijkens de wetsgeschiedenis heeft gekregen.

Dat oordeel van de Rechtbank vindt ook steun in de toelichting op de nieuwe Wet toeristische verhuur. Bij de totstandkoming van die wet is overwogen dat het mogelijk wordt om, in uiterste gevallen, een verbod op te nemen.  Uit het feit dat die bevoegdheid pas per 1 januari 2021 bestaat, volgt dat die bevoegdheid er op 30 juni 2020 nog niet was. Dat was wel de datum waarop het college de drie wijken aanwees en daarmee feitelijk het verbod deed ontstaan. De rechter oordeelt vervolgens dat de bevoegdheid tot het aanwijzen van wijken waar vakantieverhuur verboden is, onverbindend moet worden verklaard vanwege strijdigheid met de Huisvestingswet. Het gevolg is dat het aanwijzingsbesluit, waarin bepaald is waar het vakantieverhuurverbod geldt, vernietigd wordt.

Praktische gevolgen

Het college heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak. Maar in afwachting van die uitspraak is er voor de gemeenteraad nu al de mogelijkheid om op grond van de nieuwe Wet toeristische verhuur een verbod op te nemen of nog striktere voorwaarden te verbinden aan vergunningen. Per 1 januari 2021 is het immers mogelijk om in uiterste gevallen een verbod op vakantieverhuur in te stellen. Juridisch gezien is de uitspraak dan ook een nederlaag voor de gemeenteraad en het college, maar in de praktijk zou het wijkverbod op korte termijn al kunnen terugkeren. Wordt vervolgd.

Op 8 juli 2021 organiseren wij een cursus over toeristische verhuur, waarbij de juridische problematiek rondom vakantieverhuur uitvoerig behandeld wordt.  Klik voor meer informatie en inschrijven op de link.

Tik op de vingers voor Airbnb; verdienmodel op losse schroeven

Het is al jaren bekend dat het (verhuur)makelaars niet is toegestaan tweezijdig te bemiddelen. In het verleden gebeurde het regelmatig dat een verhuurmakelaar zowel de huurder als de verhuurder vroeg om courtage te betalen, of alleen courtage vroeg van de huurder, die was afgekomen op woningaanbod dat de makelaar had gepubliceerd zonder de gegevens van de verhuurder te vermelden. Dit wordt ook wel het dienen van twee heren genoemd. Sinds de Hoge Raad hier in oktober 2015 een uitspraak over heeft gedaan, is het voor de meesten wel duidelijk dat dit echt niet meer kan en mag. Huurders die in die gevallen toch nog courtage hebben moeten betalen, konden die terugvorderen. De verhuurder moet betalen voor de bemiddelingsdiensten die door de makelaar zijn geleverd. Er zijn vele procedures gevoerd over het terugvorderen van de ten onrechte betaalde courtage.

Vakantieverhuur

Het is opvallend dat verschillende vakantieverhuurplatforms hier blijkbaar toch een andere visie op hebben. Neem Airbnb. Als je daar als verhuurder jouw huis wilt verhuren, moet je daarvoor een bedrag betalen aan Airbnb. Maar huurders moeten ook aan Airbnb betalen. Airbnb noemt dat ‘servicekosten’ en andere fora hebben het over boekingskosten of servicetoeslag. Het gaat niet om grote bedragen op een boeking van een week (enkele tientallen euro’s), maar het lijkt juridisch niet in de haak. Omdat het om relatief kleine bedragen gaat, was het nog nooit tot een procedure gekomen van een huurder die de door hem of haar betaalde kosten terugvorderde van Airbnb.

Airbnb gedaagd

Tot voor kort. Een gebruiker van Airbnb, die sinds 2013 diverse accommodaties had geboekt in onder andere Spanje, Frankrijk, New York en op Terschelling, heeft Airbnb gevraagd de door hem aan Airbnb betaalde kosten terug te betalen. Het ging om een bedrag van in totaal € 470,13 (15% van de huursom). Voor de meesten een te laag bedrag om erover te procederen.

Verordening voor geringe vorderingen

Maar de Airbnb gebruiker had een goed idee. Hij maakte gebruik van een speciale Europese verordening, de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen. Die maakt het voor consumenten mogelijk om zelfs in eigen land te procederen tegen een buitenlandse partij over bedragen tot € 5.000,-. En omdat Airbnb Ireland C. is gevestigd in Dublin, was deze Europese verordening van toepassing en kon er gewoon geprocedeerd worden bij de Amsterdamse rechtbank.

De eis en motivering

De eiser vorderde het door hem aan Airbnb betaalde bedrag terug. Hij stelde dat, omdat ook de verhuurder courtage moest betalen (3,63% van de huursom), Airbnb twee heren diende, wat in strijd is met de Nederlandse wetgeving over bemiddeling.

Verweer Airbnb

Airbnb beriep zich op haar algemene voorwaarden, waarin staat dat Iers recht van toepassing is en dat volgens dat recht het dienen van twee heren niet is verboden.

Daarnaast stelde Airbnb dat het verbod van twee heren dienen alleen geldt voor ‘gewone’ verhuur van woonruimte en is niet bedoeld voor vakantieverhuur. Naast diverse formele verweren heeft Airbnb ook nog gesteld dat de Europese verordening voor geringe vorderingen niet van toepassing is.

De uitspraak

De Amsterdamse rechtbank is er goed voor gaan zitten en zette, anders dan normaal, drie rechters op de zaak. De rechtbank vond dat de Europese verordening van toepassing is, zodat zij bevoegd was om over de zaak te oordelen en het Nederlandse recht van toepassing was. De Europese verordening is van dwingend recht, zodat de algemene voorwaarden van Airbnb op dit punt niet van toepassing zijn.

De rechtbank maakte ook korte metten met de andere verweren van Airbnb. Volgens de rechtbank was dit een duidelijk geval van het dienen van twee heren, omdat de consument niet om Airbnb heen kan. Airbnb bepaalt namelijk welke accommodaties bij een zoekopdracht worden getoond. Dit gaat via algoritmes en Airbnb bepaalt de prijs die wordt aangeboden. Het is voor huurder en verhuurder niet mogelijk om contact met elkaar te hebben voordat er een definitieve overeenkomst is gesloten tussen hen beiden. Dit alles leidt volgens de rechtbank tot de conclusie dat Airbnb:

 “als bemiddelaar heeft opgetreden, aangezien zij heeft gehandeld als tussenpersoon  die werkzaam is geweest bij de totstandkoming van huurovereenkomsten tussen H. [de eiser] en de verhuurders in kwestie. Dat betekent dat wordt voldaan aan de  voorwaarden voor de toepasselijkheid van artikel 7:425 BW. Gelet op het bepaalde in  artikel 7:427 BW volgt daaruit dat ook artikel 7:417 lid 4 BW van toepassing is.”

Ook het verweer dat de wettelijke regeling van de bemiddelingskosten niet is bedoeld voor vakantieverhuur werd verworpen. De regeling geldt voor alle onroerende zaken die worden gehuurd door een consument. De formulering van de wet is ruim, juist om consumenten bescherming te bieden.

De rechtbank veroordeelde Airbnb tot terugbetaling aan de consument van alle door hem betaalde servicekosten.

Airbnb heeft laten weten in hoger beroep te zullen gaan. Het is dan wachten op een uitspraak in dat hoger beroep. Tot die tijd ligt deze uitspraak er in elk geval.

Gevolgen

Deze uitspraak is een flinke streep door het verdienmodel van Airbnb en vergelijkbare dienstenaanbieders in Nederland. Zij kunnen met deze uitspraak vele claims tegemoetzien van andere consumenten. Het is de vraag hoeveel consumenten zich bij Airbnb zullen melden. Het NRC Handelsblad schreef op 9 juni 2020 dat sinds maart 2020 10.000 mensen 50.000 claims hebben ingediend tegen Airbnb. Deze getallen kunnen nog flink oplopen naarmate er meer ruchtbaarheid wordt gegeven aan deze uitspraak.

Airbnb is vooral in de grotere steden in veel landen een doorn in het oog. Woningen in Amsterdam worden permanent verhuurd aan toeristen, wat zorgt voor een heel andere dynamiek in woonwijken. Omwonenden klagen over toeristen die er een ander leefpatroon op nahouden en zich van hen niets aantrekken. Er wordt in deze markt flink verdiend door Airbnb, dat zich niet bekommert om onderhuurverboden in huurcontracten. Verhuurders, zoals woningcorporaties, zien met lede ogen aan dat hun woningen door hun huurders illegaal worden aangeboden via Airbnb.

Het is ironisch dat een vordering van één gebruiker met een financieel belang van minder dan € 500,- het voor elkaar heeft gekregen dat Airbnb flinke bedragen terug zal moeten gaan betalen. Is dit het begin van het einde voor Airbnb in Nederland? De tijd zal het leren. Mogelijk wordt er een ander verdienmodel bedacht. Het huidige model is – hoewel het tot op heden wordt toegepast – in Nederland niet meer langer houdbaar.

Gemeente Amsterdam past regels over Airbnb verkeerd toe volgens de Raad van State

Soms is er een gerechtelijke uitspraak die stof doet opwaaien. Onze hoogste bestuursrechter, de Raad van State, deed op 29 januari 2020 zo’n uitspraak. En dus brengen wij hem graag onder uw aandacht, ter lering en vermaak, maar zeker ook om af te kunnen wegen of de uitspraak voor u mogelijkheden biedt om reeds betaalde boetes terug te vorderen.

Wat was er aan de hand?

Een bewoner van een woning in Amsterdam had deze, medio 2018, voor vijf nachten via Airbnb verhuurd aan Amerikaanse toeristen.

De bewoner had de verhuur niet vooraf gemeld bij de gemeente. Terwijl de gemeente in haar Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 had bepaald dat je een onttrekkingsvergunning moest hebben, tenzij je voldeed aan de voorwaarden voor vakantieverhuur. Waaronder dus de voorafgaande meldplicht.

De gemeente Amsterdam, alert als zij is op Airbnb en andere vormen van vakantieverhuur, kreeg lucht van de vakantieverhuur en stuurde handhavers langs, die vaststelden dat de woning, in strijd met de regels, was verhuurd aan toeristen. Er zou een vergunning nodig zijn voor het onttrekken van de woning omdat de verhuur niet vooraf gemeld was. Een (standaard)boete van € 6000,- volgde.

Wat was het verweer?

In bezwaar en beroep had de bewoner nul op het rekest gekregen. Overtuigd van het eigen gelijk stelde de bewoner dus hoger beroep in bij de Raad van State. De bewoner stelde zich daar op het standpunt dat er geen sprake was van het onttrekken van de woning aan de Amsterdamse woningvoorraad, hoofdzakelijk omdat de woning  al die tijd duurzaam werd bewoond door de bewoner. Met andere woorden: de bewoner gebruikte de woning zelf als hoofdverblijf.

Als tweede lijn van verdediging stelde de bewoner zich op het standpunt dat deze zich niet aan de meldplicht hoefde te houden, omdat voor die in de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 opgenomen plicht geen wettelijke grondslag bestond.

Wat vond de Raad van State?

De Raad van State stelde vast dat de woning door de vakantieverhuur wel (tijdelijk) aan de bestemming tot bewoning was onttrokken. Daarbij gebruikte de Raad van State een oudere uitspraak. De Raad van State oordeelde dat de woning door de vakantieverhuur (tijdelijk) is onttrokken aan de bestemming tot (permanente) bewoning zoals die in de Huisvestingswet 2014 is bedoeld, omdat die woning voor de duur van de verhuurovereenkomst niet voor duurzame bewoning kan worden gebruikt.

Met de tweede lijn van het verweer doet de Raad van State iets bijzonders. Ze toetst de regels uit de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 aan die uit de Huisvestingswet 2014. De Raad van State stelt vervolgens dat de Huisvestingswet 2014 een vergunningplicht (voor onttrekking) kent voor de door de raad daarvoor aangewezen woningen (de Amsterdamse woningvoorraad) en een boete op kan leggen als niet wordt voldaan aan die vergunningplicht.

De bevoegdheid tot het opleggen van een boete brengt volgens de Raad van State ook met zich dat de gemeente mag bepalen dat in bepaalde gevallen af wordt gezien tot boeteoplegging. Zoals bijvoorbeeld bij vakantieverhuur. Daarvoor kan zij voorwaarden stellen en zo beschouwt de Raad van State de voorwaarden in de huisvestingsverordening, waaronder de meldplicht.

Vervolgens stelt de Raad van State vast dat de door de gemeente Amsterdam gestelde voorwaarden aan vakantieverhuur niet als een uitwerking van de bevoegdheid tot matiging moeten worden aangemerkt. Immers, zo stelt de Raad van State, de voorwaarden zijn zo geformuleerd dat zij een vrijstelling geven van de vergunningplicht. En daarvoor heeft de raad, die de huisvestingsverordening heeft vastgesteld, in de Huisvestingswet 2014 geen bevoegdheid gekregen.

Omdat die bevoegdheid voor het verlenen van een vrijstelling van vergunningplicht ontbreekt, zijn volgens de Raad van State de voorwaarden die verbonden zijn aan vakantieverhuur ongeldig. En doordat die voorwaarden onverbindend zijn, moet ook worden vastgesteld dat het opleggen van een boete op grond van die specifieke voorwaarden ook ongeldig is.

Samengevat vond de Raad van State dus dat de bewoner weliswaar de regels van de vergunningplicht die voortvloeien uit de Huisvestingswet 2014 had geschonden, maar dat deze geen boete op kon worden gelegd omdat die boeteoplegging niet op deugdelijke gronden was gebaseerd.

Wat zijn de gevolgen?

Een eerste gevolg is dat iedereen die in het verleden een boete opgelegd heeft gekregen omdat zij niet zouden hebben voldaan aan de Amsterdamse voorwaarden voor vakantieverhuur, op basis van deze uitspraak op verkeerde gronden een boete opgelegd hebben gekregen. En dus de gemeente kunnen vragen om die boetes terug te betalen.

Een tweede effect is dat ook de nieuwe Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 een onverbindende bepaling bevat en die dus als het ware een dode letter is. Vervolgens is de vraag hoe de gemeente daar mee om gaat. In ieder geval is de gemeente nu aan zet. In ieder geval is duidelijk dat de nieuwe Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 op korte termijn een nieuwe discussie op levert.

Wethouder Ivens heeft voorlopig in de media aangegeven dat vanaf nu vakantieverhuur in Amsterdam verboden is. Ook geeft hij aan dat vakantieverhuur pas weer zal worden toegestaan als de nieuwe Wet toeristische verhuur van woningen van kracht wordt. Dan wel tot het moment dat er door Amsterdam zelf nieuwe regels voor worden gemaakt. Voor wie zijn uitspraken graag nog even zelf wil kijken, bij  het Amsterdamse AT5 is er een aardig stukje over geschreven.

Als kers op de taart geeft hij ook nog aan dat iedereen vanaf nu voor vakantieverhuur altijd een boete kan krijgen. Of je nu vooraf de vakantieverhuur wel meldt, of juist niet.

Wat vinden wij ervan?

De uitspraak geeft in ieder geval aanleiding om in alle gevallen waarin boetes zijn opgelegd voor het niet voldoen aan de voorwaarden van vakantieverhuur, te kijken of die boetes terug kunnen worden gevorderd. Of, als ze nog maar recent zijn vastgesteld, aan te vechten.

En verder lijkt, indachtig de insteek van wethouder Ivens, de uitspraak vakantieverhuur in Amsterdam voorlopig onmogelijk te maken. Dat lijkt misschien wel logisch, maar is het toch ook niet echt. Je zou eerder moeten stellen dat je voorlopig, als je aan vakantieverhuur wilt doen, wel een onttrekkingsvergunning aan zou moeten vragen. Hoe dan ook, de Raad van State, in al haar wijsheid, maakt de wereld er niet gemakkelijker op.

Wat de uitspraak verder brengt is sterk afhankelijk van de wijze waarop de gemeente met deze kwestie om zal gaan. De voorwaarden voor vakantieverhuur zullen opnieuw uitgevonden moeten worden. Ofwel lokaal, dan wel nationaal. En dat geeft altijd voer voor discussie.

Airbnb komt meer en meer in het verdomhoekje

Het is veel verhuurders een doorn in het oog: huurders die hun woning (onder)verhuren aan toeristen via websites zoals Airbnb. Ook veel bewoners hebben er last van en klagen over de vele rolkoffers die door de straten rijden en de leefbaarheid die achteruit gaat. Woningen worden soms permanent verhuurd aan vakantiegangers, die er een ander leefpatroon op nahouden dan reguliere bewoners van een wijk, die ’s morgens aan het werk moeten en ’s avonds naar bed gaan. De vaak jonge toeristen die naar Amsterdam komen, hebben een ander ritme; die gaan de stad in en komen ’s nachts laat thuis na een avond plezier te hebben gehad.

De gemeente Amsterdam heeft vakantieverhuur de afgelopen jaren al meer aan banden gelegd. Tegenwoordig mogen woningen nog maar voor maximaal 30 dagen worden verhuurd aan vakantiegangers. Voorheen was dat 60 dagen (en daarvoor zelfs nog meer). Voorwaarde is natuurlijk wel dat de eigenaar/verhuurder instemt. Er blijft desondanks veel overlast en de gemeente krijgt het niet voor elkaar verdere beperkingen op te leggen aan Airbnb. In de praktijk was te zien dat er bijvoorbeeld meerdere personen een account hadden waarop zij dezelfde woning konden verhuren; zo kon een woning eenvoudig voor 2 x 30 dagen worden verhuurd (door twee personen; elk dertig dagen). Het lukte de gemeente niet om Airbnb informatie te laten delen om controle uit te kunnen oefenen op de verhuurde adressen. Nu heeft de landelijke overheid plannen ontwikkeld om toezicht te houden en in te grijpen.

Wetsvoorstel toeristische verhuur van woonruimte

Er ligt – na een positief advies van de Raad van State – een wetsvoorstel klaar voor behandeling in de Tweede Kamer dat gaat over deze problematiek: het wetsvoorstel toeristische verhuur van woonruimte. Dit voorstel geeft gemeenten de mogelijkheid om maatregelen te treffen wanneer er schaarste is aan woonruimte of als de leefbaarheid van een wijk onder druk komt te staan. Volgens het wetsvoorstel kan de gemeente met een deugdelijke onderbouwing verschillende instrumenten inzetten.

In het voorstel wordt geregeld dat gemeenten verhuurders van vakantiewoningen kunnen verplichten om zich te registreren. Het registratienummer moet vervolgens weer worden vermeld bij de advertenties op de vakantieverhuur websites. Zo kan de gemeente toezicht houden op de adressen die worden verhuurd en door wie die worden verhuurd. Er wordt gestreefd naar een gezamenlijk registratiesysteem voor aanbieders van vakantieverhuur, voor het rijk, gemeenten en verhuurplatforms. Minister Van Veldhoven heeft aangekondigd ook Europees te zullen onderzoeken of verhuurplatforms kunnen worden gebonden aan gemeentelijke maatregelen. Daar is ze kennelijk nog niet uit.

Meldplicht en vergunning

Er wordt ook voorgesteld dat de gemeenteraad kan bepalen dat er een maximum wordt gesteld op het aantal nachten dat een woning per jaar wordt verhuurd (zoals in Amsterdam en andere gemeenten ook al is geregeld) en dat er een meldplicht per verhuring kan worden ingesteld. Dat is wel nieuw. Ook dit geeft de gemeente dus meer mogelijkheden om toezicht te houden en eventueel in te grijpen waar dat nodig is.

In uitzonderlijke gevallen kan er zelfs een vergunningsplicht worden ingevoerd. Niet valt uit te sluiten dat er een maximum wordt gesteld op het aantal uit te geven vergunningen.

Sancties

Er komt een enorme (bestuurlijke) boete op onderverhuur van sociale huurwoningen als vakantiewoning. De boete bedraagt maximaal € 83.000,-. Dit bedrag is zo hoog, om een afschrikwekkend effect te hebben. Me dunkt dat een huurder die zijn woning via Airbnb wil gaan verhuren, daar nog wel eens over nadenkt met deze boete. Bij een boete die (flink) lager ligt dan de in het voorstel genoemde boete, zal dat ook vast het geval zijn. Ik vraag me af of deze boete evenredig is, maar daar zal – als het wetsvoorstel het haalt – de rechter uiteindelijk een oordeel over moeten vellen.

Wat verandert er voor verhuurders?

Voor verhuurders is het van belang om goed toezicht te (blijven) houden op hun woningen. Doen zij dat niet, dan lopen zij via het bestuursrecht het risico om ook boetes te krijgen. Voor verhuurders kan het ook goed nieuws zijn dat de vakantieverhuur verder aan banden wordt gelegd met het nieuwe wetsvoorstel. Zij kunnen bijvoorbeeld – naast dat contractueel geheel wordt verboden om de woning onder te verhuren, waaronder ook vakantieverhuur valt – ook bepalen dat huurders verplicht zijn hun registratienummer af te geven. Dan kan ook de verhuurder meekijken naar het aantal verhuringen en toezicht houden. Het is mij niet bekend of de gemeenten bereid zijn informatie te delen, maar met het oog op de strenge privacywetgeving is dat maar zeer de vraag.

Als er ontwikkelingen zijn met betrekking tot het wetsvoorstel, zullen we dat in een volgende nieuwsbrief laten weten.

 

Bron: rijksoverheid.nl

Airbnb: de ongewenste effecten

Het oorspronkelijke idee achter de website van Airbnb was een sympathieke, namelijk om toeristen te laten ervaren hoe het is om in een ander land midden in de stad tussen de inwoners te verblijven. Om dat te bewerkstelligen kan de bewoner, die er dan zelf niet is of ruimte over heeft, zijn woning, die anders ongebruikt zou zijn, ter beschikking stellen, zo was de gedachte. Inmiddels is dat uitgangspunt al lang verlaten en is verhuur via Airbnb verworden tot een lucratieve business voor zowel de eigenaren van Airbnb zelf als voor de verhuurders van woningen. Veel grote steden in de wereld worstelen ermee. Ook de gemeente Amsterdam maakt zich zorgen over de enorme omvang die deze vorm van deeleconomie heeft aangenomen en de negatieve effecten ervan op de woningmarkt. In een poging tot beteugeling heeft de gemeente als eerste gemeente in de wereld in juni 2013 beleidsregels opgesteld.

Beleidsregels toeristische verhuur

Volgens deze beleidsregels is het toegestaan je eigen woning voor maximaal 60 dagen per jaar aan maximaal vier personen per overnachting te verhuren. Die regels worden echter op grote schaal met voeten getreden. Zo zijn er woningeigenaren die, vanwege de hoge opbrengsten van verhuur via Airbnb, zelf elders zijn gaan wonen en hun woning permanent (onder)verhuren via Airbnb en van de vele vergelijkbare websites. Verder zijn er natuurlijk de huisjesmelkers. Zij kopen panden op puur met het doel via Airbnb te verhuren: de illegale hotels. Om als hotel te fungeren is een vergunning vereist en dient er aan een aantal strenge vereisten met betrekking tot onder meer brandveiligheid te worden voldaan. De gemeente treedt er hard tegenop, maar het lijkt wel dweilen met de kraan open. Commerciële doe-het-zelf woningexploitatie via het internet leidt tot een explosieve toestroom van toeristen en heeft allerlei andere negatieve gevolgen.

Gevolgen Airbnb

Naast overlast en onveilige situaties leidt verhuur via Airbnb tot stijging van de huizenprijzen. En dat in een stad waar de huizenprijzen al substantieel hoger liggen dan het landelijk gemiddelde. ING heeft een rapport uitgebracht, waaruit blijkt dat dit vooral nadelig is voor starters op de woningmarkt, voor degenen die hun woning verkopen om in Amsterdam door te stromen naar een grotere woning, en voor degenen die overlast ondervinden van verhuur via Airbnb.

Toekomstige plannen

De discussie over Airbnb gaat door. Er wordt gekeken of de regels moeten worden aangescherpt om het prijsopdrijvend effect tegen te gaan, bijvoorbeeld door het aantal dagen dat verhuur via Airbnb is toegestaan te verlagen. In Berlijn is Airbnb al aan banden gelegd. Daar moet sinds kort een vergunning voor verhuur van de gehele woning aangevraagd. Daarop staat een boete van € 100.000,-. Zonder vergunning mag nog slechts één kamer in een woning worden verhuurd, mits de woningeigenaar er zelf ook woont.

De gemeente Amsterdam is met Airbnb in gesprek getreden over een gezamenlijke aanpak om permanente verhuur via Airbnb tegen te gaan. Het lijkt erop dat Airbnb is begonnen met het weren van woningen die te vaak worden verhuurd, althans een illegaal hotel lijken te zijn. Verder heeft de gemeente Amsterdam budget vrijgemaakt voor handhaving van verhuurders die de regels aan hun laars lappen. Op dit moment is het nog niet mogelijk via de website van Airbnb precies te zien waar de aangeboden woning zich bevindt: er wordt geen adres genoemd, alleen de buurt. De gemeente moet dus afgaan op meldingen van buurtbewoners. Wellicht dat hier in de toekomst verandering in komt. We houden u op de hoogte!

Lees ook: Airbnb huurwoning mag niet, 17 maart 2017