Invoering wijziging Warmtewet uitgesteld

In een eerdere nieuwsbericht informeerden wij  al over de op handen zijnde wijziging van de Warmtewet. Het wetsvoorstel daartoe is op 6 maart 2018 aangenomen door de Tweede Kamer, en op 3 juli 2018 door de Eerste Kamer. Onderdeel daarvan is dat verhuurders die tevens warmte leveren aan hun huurders niet meer (volledig) onder de Warmtewet zullen vallen. Dat speelt voornamelijk bij wooncomplexen met blokverwarming (de warmte wordt dan aan alle woningen in het complex geleverd via één centrale ketel). Op grond van de voorgestelde wijziging zal de afrekening in dergelijke complexen weer gewoon op grond van het huurrecht plaatsvinden, te weten een afrekening op basis van de daadwerkelijk kosten van gas, waarbij die kosten naar gemeten (of geschat) verbruik onder de bewoners van het complex worden verdeeld. Het maximumtarief per GJ is dan niet meer van toepassing. Ook voor VvE’s die warmte leveren aan appartementseigenaren geldt een afrekening op basis van de daadwerkelijke kosten en niet op basis van het maximumtarief.

De invoer van de gewijzigde Warmtewet laat echter langer op zich wachten dan verwacht en gehoopt. In juli van dit jaar heeft de ACM in een brief aangekondigd dat uitstel van de invoering aangewezen is. Dit komt vooral vanwege kennelijk ingewikkelde en tijdrovende berekeningen die de ACM moet maken over onder meer het (jaarlijks door de ACM vast te stellen) maximale tarief, en de aansluitbijdrage die een leverancier mag vragen voor aansluiting op een warmtenet. Dit staat echter volledig los van het loskoppelen van de Warmtewet van het huurecht. Het uitstel is zeer te betreuren voor verhuurders van wooncomplexen.  De onduidelijke situatie die sinds de invoering van de Warmtewet in 2014 is ontstaan, zal dus nog langer voortduren. Tot de wet is aangenomen blijven de wooncomplexen in beginsel onder de warmtewet vallen.

Interessant in dit verband is een recente uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 18 september 2018 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHDHA:2018:2278&showbutton=true&keyword=Huurrecht).  Het ging in die zaak om een complex met 16 studentenwoningen met blokverwarming. Er was sprake geweest van een storing in de warmtelevering. Eén van de huurders had een fikse compensatie gevorderd op grond van de storingsregistratieregeling in de Warmtewet. Het hof heeft die vordering afgewezen en anticipeerde daarmee op de aanstaande wijziging van de Warmtewet. Dit is een mooi precedent dat wat ons betreft navolging verdient, omdat daarmee de traagheid van het wetgevingsproces kan worden omzeild.

Wij houden u van de ontwikkelingen op de hoogte.