Herziening Warmtewet eindelijk door de Tweede Kamer

De “oude” Warmtewet

De Warmtewet trad op 1 januari 2014 in werking. Het doel van de warmtewet is het beschermen van kleine verbruikers van warm water en warm tapwater tegen machtsmisbruik van leveranciers van warmte. Onder verbruikers werden verstaan zelfstandige huishoudens, en verbruikers in het midden- en kleinbedrijf aan wie warmte wordt geleverd via stadsverwarming, blokverwarming of via een warmte-koudeopslag. De leverancier levert via een warmtenet warmte aan de verbruiker. De leverancier kon een verhuurder van woonruimte (in een complex) of van bedrijfsruimte (zoals een bedrijfsverzamelgebouw) zijn. Op de leverancier rust een aantal vergaande verplichtingen, waaronder dat zij maximaal het tarief in rekening mogen brengen dat door de ACM is vastgesteld, en de verplichting om een warmteleveringsovereenkomst aan te gaan met verbruikers.

Kritiek

Er kwam van alle kanten kritiek op de wet. Zo bleek de wet geen rekening te houden te houden met het huurrecht, waardoor volstrekt onduidelijk was of en hoe de wet toegepast moest worden in huursituaties. Verhuurders die tevens leverancier van warmte waren (denk aan een complex van een woningcorporatie met blokverwarming) en dus onder de Warmtewet vielen, moesten  naast een huurovereenkomst tevens een warmteleveringsovereenkomst aangaan op grond van de Warmtewet. De huurder was namelijk niet alleen huurder maar  ook “verbruiker” op grond van de Warmtewet. Daardoor is niet duidelijk of het huurrecht moet worden toegepast of de Warmtewet of beide. Rechters blijken daar verschillend over te oordelen. Er heerste ook grote onduidelijkheid over de instantie die zich moest buigen over geschillen aangaande de kosten van warmtelevering: de huurcommissie of een zelfstandige geschillencommissie? Zo zijn er veel meer knelpunten, simpelweg veroorzaakt door slechte, onvoldoende doordachte wetgeving.

Evaluatie en herziening warmtewet

De minister heeft vlak na de inwerkingtreding van de Warmtewet aangekondigd deze te evalueren. In februari 2016 verscheen een evaluatierapport, dat voorzag in een groot aantal suggesties ter verbetering van de Warmtewet. Op 22 mei 2017 is een wetsvoorstel tot herziening van de Warmtewet ingediend. Onderdeel van het wetsvoorstel is dat verhuurders die tevens warmte leveren aan hun huurders niet meer (volledig) onder de Warmtewet zullen vallen. Dit is voornamelijk het geval bij woningcomplexen met blokverwarming (één centrale gasgestookte Cv-installatie). En daar zijn er heel veel van in ons land. Dat betekent dat de wijze van afrekenen van warmtekosten in dergelijke complexen weer gewoon volgens de gebruikelijke gang van zaken in het huurrecht zal plaatsvinden: afrekening op basis van de werkelijke kosten (van gaslevering) waarbij die kosten naar (gemeten of geschat) verbruik onder de complexbewoners worden verdeeld met de toepassing van eventuele correctiefactoren. Het maximumtarief per GJ is dan niet meer van toepassing. Hetzelfde geldt voor VvE’s die warmte leveren aan de appartementseigenaren: afrekening op basis van de werkelijke kosten en niet op basis van een wettelijk maximumtarief. Ook gemengde VvE’s (complexen waar zowel eigenaren als huurders wonen) zijn in het wetsvoorstel uitgezonderd van de werking van de Warmtewet.

Op 6 maart 2018 is het wetsvoorstel tot herziening van de Warmtewet aangenomen. Nog niet duidelijk is wanneer de wijzigingen worden ingevoerd. Laten we hopen dat dit heel snel gebeurt, want de huidige onduidelijkheid en de rechtsonzekerheid, die daarvan het gevolg is, duren veel te lang.