Evaluatie en wijziging van de Rotterdamwet

De Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) biedt gemeenten de mogelijkheid in aangewezen gebieden, waar sprake is van een opeenstapeling van sociale, economische en fysieke problemen, geen huurwoningen toe te wijzen aan bepaalde woningzoekenden.

Huisvestingseisen

In principe kan elke gemeente gebiedsaanwijzing op basis van de Wbmgp vragen, als sprake is van een opeenstapeling van leefbaarheidsproblemen. De Wbmgp wordt sinds 2006 toegepast in verscheidene wijken in Rotterdam Zuid . Daarom wordt de Wbmgp ook wel de “Rotterdamwet” genoemd.

Op basis van de Wbmgp kunnen gemeenten bepalen dat woningzoekenden alleen in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning als zij over inkomen beschikken. Dit geldt alleen voor woningzoekenden die minder dan zes jaar in de regio wonen. Deze maatregel heeft dus geen effect voor bewoners die al lange tijd in de regio wonen. Het gevolg hiervan is dat  “werkloze nieuwkomers” worden geweerd.

Daarnaast biedt de Wbmgp de mogelijkheid om woningzoekenden met bepaalde sociaaleconomische kenmerken (o.a. opleiding, inkomen en samenstelling van het huishouden) met voorrang te huisvesten. Gemeenten die daarvan gebruik willen maken moeten daarin hebben voorzien in de huisvestingsverordening.

Na een aanvraag van de gemeente tot gebiedsaanwijzing, beoordeelt de minister of een dergelijke maatregel noodzakelijk en geschikt is. De gebiedsaanwijzing geldt voor de duur van ten hoogste vier jaar. Deze termijn kan op aanvraag van de gemeenteraad vier maal met telkens ten hoogste vier jaar worden verlengd

Evaluatie

De wet is in oktober 2015 in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken geëvalueerd door de Universiteit van Amsterdam. Centraal in dat onderzoek staat het analyseren van de woningmarktpositie en verhuisgedrag van huishoudens, die uitgesloten worden op basis van hun inkomensbron en woonduur. Dit zijn de zogenaamde “potentieel geweigerden”: bewoners die niet in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning.

De onderzoekers constateren in hun evaluatie dat in de aangewezen Rotterdamse wijken werkenden met een laag inkomen de plek innemen van niet-werkenden. De bevolkingssamenstelling verandert dus. De geweigerde groepen worden niet vervangen door werklozen met een lange woonduur maar door werkenden met een korte woonduur. Volgens de onderzoekers is het grotere aandeel van werkenden in die buurten echter geen bewijs dat de wet haar doel bereikt heeft, want de leefbaarheid en veiligheid verbeteren (nog) niet aantoonbaar.

Aanbevelingen

Er wordt een aantal aanbevelingen gedaan in het evaluatierapport. Allereerst wordt erop gewezen dat men ervoor moet waken om het middel (de uitsluiting van bepaalde groepen) niet te verwarren met het doel (de verbetering van de leefbaarheid en veiligheid). Daarnaast benadrukken de onderzoekers dat de Wbmgp een zekere mate van willekeur kent, omdat zich tussen de huishoudens die op een zeker moment geweerd worden zowel langdurig werklozen als huishoudens die aanzienlijke sociale stijging meemaken bevinden. Het is dus van belang continu te evalueren wie wordt uitgesloten en in hoeverre dat wenselijk is met het oog op de doelen van de wet. Voorts is van belang niet alleen de aangewezen gebieden te analyseren, maar ook de wijken met instroom van potentieel geweigerden: geweerde huishoudens verhuizen in toenemende mate naar andere buurten. Veel niet-werkenden zijn aan de randen van de stad gaan wonen in buurten die nu nog niet bekend staan als achterstandswijken maar die wel een relatief negatieve ontwikkeling doormaken. Zulke effecten geven de noodzaak om de gevolgen van de Wbmgp ook op stads- en regioniveau in overweging te nemen.

Wetsvoorstel

Op dit moment is het “slechts” mogelijk woningzoekenden in aangewezen gebieden te weren op basis van inkomen (en woonduur) en sociaaleconomische positie. Door gemeenten is verzocht om meer mogelijkheden voor maatwerk bij het woningtoewijzingsbeleid in kwetsbare wijken, in het bijzonder waar het gaat om het weren van probleemhuishoudens met antecedenten ten aanzien van overlastgevende of criminele activiteiten

Op 12 oktober 2015 heeft minister Blok een wetsvoorstel tot wijziging van de Wbmgp ingediend, om het mogelijk te maken woningzoekenden met crimineel of overlastgevend gedrag te kunnen weren uit bepaalde complexen, straten of gebieden, die kampen met ernstige leefbaarheidsproblemen. Dat geldt ook voor woningzoekenden die zijn gerekruteerd voor extremistische organisaties.

Gemeenten kunnen de woningzoekende “screenen” door inzage in politiegegevens te verzoeken en/of woningzoekenden te verzoeken een verklaring omtrent gedrag (VOG) over te leggen. Ook kan de gemeente een huisvestingsvergunning verstrekken met voorschriften in de vorm van een gedragsaanwijzing die in relatie staan tot de feiten die uit de politiegegevens naar voren zijn gekomen. .

In de praktijk zal de gemeente, om een verzoek tot aanwijzing in te dienen bij de minister, overleg plegen met onder meer woningcorporaties die goed zicht hebben op de situatie in bepaalde complexen / buurten. Dat kan ertoe leiden dat een hogere werkdruk ontstaat bij de woningcorporaties. Ook kan de screening van woningzoekenden tot gevolg hebben dat huurwoningen langer leeg staan, waardoor inkomstenderving voor de woningcorporaties kan ontstaan.

De vraag is of deze gebiedsaanwijzing uiteindelijk effectief zal zijn. Immers, personen of huishoudens die uit bepaalde worden geweerd vanwege crimineel gedrag, zullen elders hun toevlucht zoeken, waar de Wbmgp niet geldt. Wordt het probleem dan niet slechts verplaatst?