Uitspraak Hoge Raad over box 3-heffing

Advocaat-generaal mr. E Niessen schreef op 4 februari 2016 een opmerkelijk advies in een belastingkwestie die is voorgelegd aan de Hoge Raad. Het advies werd op 16 februari 2016 gepubliceerd en haalde alle landelijke bladen. Hielkema & co publiceerde hierover op haar website.

Aan de orde was de vraag of de forfaitaire vermogensrendementsheffing van box 3 in strijd is met de fundamentele rechten van eigenaar die gewaarborgd zijn in het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In het geval waarover de HR moest oordelen stelde een woningeigenaar dat de 4% forfaitaire vermogensrendementheffing, die hij in box 3 moest betalen over de waarde van zijn woning, ertoe leidde dat hij inteerde op zijn vermogen, omdat zijn woning in werkelijkheid niet met 4% in waarde was toegenomen.

Advocaat-generaal Niessen, die de Hoge Raad moest adviseren in deze zaak, was het met de eigenaar eens. A-G Niessen vond het niet eerlijk dat mensen die zeer verschillende resultaten behalen op hun vermogen, hetzelfde percentage belasting betalen. Als dat er toe leidt dat de belastingplichtige moet interen op zijn vermogen is dat in strijd met de mensenrechten, aldus A-G Niessen in februari 2016.

De Hoge Raad is het daarmee niet eens blijkens een uitspraak 10 juni 2016. Volgens de Hoge Raad kan van de heffing ‘niet worden gezegd dat het elke redelijke grond ontbeert’. Wel oordeelt de hoogste rechter dat wanneer het fictieve rendement in werkelijkheid onhaalbaar is, dat dan ‘van de wetgever mag worden verlangd dat hij de regeling aanpast teneinde de beoogde benadering van de werkelijkheid te herstellen’.

Zou de Hoge Raad het advies van de advocaat-generaal hebben gevolgd, dan dreigde een miljardenclaim doordat belastingbetalers hun te veel betaalde belasting zouden kunnen terugeisen. Ruim 3 miljoen mensen betalen de vermogensheffing die de schatkist jaarlijks circa 4 miljard euro oplevert. Bovendien zou dat de Stichting Fair Huur (SFH) in haar class action tegen de Staat een geweldige duw in de rug hebben gegeven. In deze zaak betoogt de SFH dat de wettelijk huurregulering in strijd is met het EVRM, indien dat leidt tot huurprijzen waarmee de verhuurder geen redelijk rendement kan behalen. Het laatste woord daarover is nog niet gezegd.