Engels recht voor een Amsterdamse huurwoning

Het Nederlandse huurrecht biedt een huurder veel bescherming. Hoe zit dat in het Verenigd Koninkrijk? De Amsterdamse kantonrechter heeft recent Brits recht van toepassing verklaard op een huurovereenkomst van een woning in Amsterdam.

De feiten

Onlangs heeft de Amsterdamse kantonrechter een opmerkelijke uitspraak gedaan. Het ging om een verhuurder woning aan de Amsterdamse grachten. De woning was eigendom van een Engelse verhuurder die in Londen woont en hij had de woning verhuurd aan een Engelse huurder. De huurder werkte als expat in Nederland en zijn gezin bleef in Engeland achter. In de huurovereenkomst was opgenomen dat in geval van geschillen het recht van het Verenigd Koninkrijk van toepassing zou zijn. Dat leek logisch, nu beide partijen Brits zijn.

De huurder woonde al enige tijd in het gehuurde en is op een zeker moment via het huurteam bij de huurcommissie beland. Er werd door de huurder verzocht om een uitsplitsing van de kale huur en de servicekosten. Volgens de huurder was er een all-in huurprijs overeengekomen. De huurcommissie volgde dit standpunt en verlaagde de huur met maar liefst € 1.000,- per maand: van € 1.600,- naar € 600,-.

De procedure

Omdat de verhuurder het met deze beslissing niet eens was, heeft hij de kantonrechter gevraagd zich over de zaak te buigen. De verhuurder had verschillende argumenten waarom er geen all-in huur zou zijn en dat de uitspraak van de huurcommissie onjuist was:

  1. Er was geen all-in huur. Er werd niets aan service verleend door de verhuurder. Indien er bij aanvang van de huur meubels in het pand stonden, waren deze van een vorige huurder. En in elk geval niet meeverhuurd door de verhuurder;
  2. De huurprijs was geliberaliseerd. De woning had 142 punten en het betrof een Rijksmonument zodat de puntenhuurprijs flink boven de liberalisatiegrens lag;
  3. Er was een huurovereenkomst die naar zijn aard van korte duur was. Dan heeft de huurcommissie geen taak;
  4. Een beroep op huurbescherming was voor deze huurder in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Hij heeft in zijn positie (expat met een fors salaris en mogelijk ook fiscale voordelen) geen huur(prijs)bescherming nodig;
  5. En tot slot: partijen hebben het recht van het Verenigd Koninkrijk van toepassing verklaard op de huurovereenkomst. De huurcommissie is dus niet bevoegd om een uitspraak te doen.

De beslissing

De discussie tussen partijen spitste zich toe op het laatste argument. Volgens de huurder was Nederlands recht van toepassing en de verhuurder stelde zich op het standpunt dat de rechtskeuze geldig is. De kantonrechter ging mee met dit argument van de verhuurder. Omdat beide partijen Brits zijn, de huurder zijn gezin in Engeland achterbleef en hij in feit daar zijn (hoofd)verblijf had, was de rechtskeuze logisch en geldig. Op basis van internationaal recht is het maken van een rechtskeuze toegestaan en hier waren in deze zaak ook meer dan genoeg aanknopingspunten voor. De uitspraak van de huurcommissie werd door de kantonrechter van tafel geveegd en de overeengekomen huurprijs van € 1.600,- per maand bleef gelden.

Het is opmerkelijk dat de kantonrechter het Nederlandse recht en de Nederlandse huur(prijs)bescherming terzijde heeft geschoven. In Limburg komt het nog wel eens voor dat Duits recht van toepassing wordt verklaard als het gaat om Duitse partijen die een pand in Nederland hebben gehuurd maar voor het overige zijn er in de jurisprudentie niet veel voorbeelden te vinden. De rechter zou vanzelfsprekend niet hebben ingestemd met Oezbeeks recht als geen van de partijen daar binding mee heeft maar in deze zaak is de beslissing te begrijpen. Beide partijen zullen meer weten van het Britse recht dan van het Nederlandse. De rechtskeuze is daarom legitiem en toegestaan.

De huurder is het niet met de uitspraak eens en heeft hoger beroep ingesteld. Wordt vervolgd en we houden u op de hoogte.